De zwaan, die in den regel in den winter ons land bezoekt, is de hoelzwaan (Cygnus musicus), die ook wel Deen genoemd wordt. Zij heeft dit met den gewonen, ook in getemden staat levenden zwaan (Cygnus olor) alsmede met Cygnus minor, met den kraanvogel (Grus cinerea) en met de gans (Anser) gemeen, dat hare vlucht uit troepen bestaat, die ieder eene V vormen. Bijna altijd bestaan de koppels onkel uit zwanen; soms komen er enkele weenkies (Anser albifrons) in voor, wat zeer vreemd is, omdat op het water alle ganzen de zwanen ontwijken. In 1871 des najaars zag ik in een koppel zwanen, die over mijn hoofd voorbijtrokken, vier weenkies, die met de zwanen eene V vormden. De hoelzwanen komen op den trek in het begin van October en verlaten ons in April.