Wij willen nu overgaan tot een niet minder belangrijk gedeelte der geschiedenis van het zilver. Wij hebben het nu (bij manier van spreken) zoo als het uit de smelterijen komt; laat ons nu nagaan, hoe het voor ons gebruik geschikt gemaakt wordt en hoe men zich overtuigt, dat men bij den koop van zilveren voorwerpen goede waar voor zijn geld bekomt, en hoe, dat het geld zelf goed is. Vroeger zagen wij reeds, dat het zuiver zilver te zacht is om als zoodanig voor huisraad, sieraden of munten te kunnen dienen; het zou te spoedig afslijten, vervormd worden en zijne scherpe randen en hoeken verliezen. Het wordt dan daarom ook altijd met eenig koper gealliëerd, waardoor het meer hardheid verkrijgt. Deze alliages kunnen zeer verschillend zijn, en de hoeveelheid zilver daarin voorhanden wordt gehalte genaamd. Naar mate een alliage meer zilver bevat, is het van beter of hooger gehalte. Eene staaf bij voorbeeld, die op 1000 deelen 900 deelen zilver bevat, wordt gezegd een gehalte van 900/1000 te hebben.