De schoone theorie der algemeene aantrekkingskracht heeft men voornamelijk aan de ontdekkingen van drie mannen te danken. GALILEI leerde de wetten van den vrijen val kennen. KEPLER spoorde de wetten op der beweging van de planeten om de zon. Maar NEWTON leerde het verband inzien, dat bestaat tusschen de beweging van een vallend lichaam en van een planeet. Hij toonde aan, dat de wetten van KEPLER verklaard worden door aantrekkende krachten tusschen de zon en de planeten. Hij nam aan, dat alle lichamen een aantrekking op elkaâr uitoefenen, die op eene bepaalde wijze met den afstand verandert, en bewees, voornamelijk door de studie van de beweging der maan, dat de zwaartekracht een bijzonder geval is van de algemeene aantrekkingskracht. De theorie van NEWTON is de grondslag geworden van alle sterrenkundige berekeningen en de nauwkeurigheid, waarmede de uitkomsten met de waarnemingen overeenkomen, is een bewijs voor de volkomenheid dier theorie. Na een onderzoek van de beweging der hemellichamen gedurende twee eeuwen, heeft men geen enkel feit ontdekt, dat met de wet der algemeene aantrekking in strijd is. Nog onlangs heeft de sterrenkundige OPPOLZER in eene vergadering van duitsche natuurkundigen de vragen besproken: is de theorie van NEWTON voldoende om de bewegingen der hemellichamen te verklaren? Zijn er redenen, om haar slechts als eene benadering tot de waarheid te beschouwen? In deze voordracht werden een paar afwijkingen van de theorie besproken, die men bij de beweging der maan, van enkele planeten (voornamelijk Mercurius) en van de Encke’sche komeet heeft opgemerkt.