Een der merkwaardigste volksstammen, die het tegenwoordige Europa bewonen, zijn ongetwijfeld de zoogenaamde Basken of Vasken. Zij zijn het laatste overblijfsel van die autochthonen ¹ van West-Europa, die zich in lang vervlogen tijden, toen de thans bijna overal in ons werelddeel praedomineerende Indo-Europeesche volken nog als nomaden in Azië rondzwierven, geheel het tegenwoordige Spanje en Portugal, een groot deel van het tegenwoordige Frankrijk, dat deel van Italië, dat den naam van Ligurië draagt, de eilanden Corsica en Sardinië bevolkten, en zich ook over het noordwesten van Afrika schijnen uitgebreid te hebben. Mocht men vroeger wol eens de stelling geopperd hebben, dat zij uit laatstgemeld werelddeel over de landengte, die eens de plaats van de tegenwoordige straat van Gibraltar innam, naar Europa verhuisd waren, meer en meer wordt het tegenwoordig waarschijnlijk, dat integendeel de oude bewoners van noord-west Afrika van uit Europa derwaarts zijn getrokken. In het zuiden van Frankrijk, in eene streek nog thans door de Basken bewoond, heeft men in een hol, tot de zoogenaamde rendierperiode behoorende (het hol van Lombrive), twee oude schedels gevonden, die analogie met die der tegenwoordige Basken schijnen te vertoonen (VOGT, Vorlesungen über den Menseken, Bd. II, blz. 171), en in de eveneens tot die rendierperiode behoorende begraafplaats, die de Belgische geleerde DUPONT in de grot van Furfooz in de provincie Namen ontdekt heeft, zijn twee andere schedels gevonden, die volgens de meening van PRUNER-BEY schijnen te bewijzen, dat zich in de rendier-poriode de Basken of een daarmede verwant volk tot in België uitstrekten (LE HON, l’homme fossile, blz. 73). Noordwaarts grensden zij in die overoude tijden waarschijnlijk aan Mongolische volken, die groote overeenkomst met de tegenwoordige Laplanders vertoonden ¹. Deze laatste hebben zich, evenals het rendier, de poolvos en zoovele andere noordsche dieren, in latere tijden naar de poolstreken teruggetrokken; de poolmensch is de pooldieren gevolgd, toen het klimaat van Centraal-Europa meer en meer in warmte toenam. Snel ging dit echter niet, want nog in Caesars tijd leefden Laplanders (Finni) in het noordoosten van Germanie, en verdedigden zich met steenen wapenen tegen de Germanen. Ook de Basken zagen door de opeenvolgende volksverhuizingen der Indo-Europeesche of Arische volken (de Kelten, de Pelasgen, de Germanen, de Letten, de Slaven) hun gebied meer en meer beperken en bewonen nu nog slechts een zeer klein gedeelte van hun vroeger gebied: die doelen van Spanje en Frankrijk namelijk, die zich aan den voet der Pyreneën in het Westen uitstrekken. In Spanje zijn zij gevestigd in de heerlijkheid (el Senorio) Vizcaya, in de landschappen Guipuzcoä en Alava, die naar hen de Baskische provinciën ( Provincias Vascongados 2) genaamd worden, en in het koningrijk Opper-Navarre; in Frankrijk vindt men ze in Neder-Navarre, en in de landschappen Soule on Labour, die te zamen ook wel den naam van le Basque dragen. Zij zijn over eene oppervlakte van 238 vierkante geogr. mijlen verspreid on vormden in 1850 eene bevolking van nagenoeg drie kwart millioen zielen, waarvan 600000 in Spanje en 120000 in Frankrijk leefden. Bij de groote belangstelling, die de ontdekkingen omtrent de oudheid en vroegste geschiedenis van den mensch tegenwoordig in geheel het beschaafde Europa allerwege opwekken, bij de groote ontwikkeling, waarin die tak der anthropologie zich in de laatste jaren mocht verheugen, kan het niet anders, of de zeden en gewoonten, de taal en de oude overleveringen van een zoo merkwaardig volk, die ons wellicht op het spoor kunnen brengen van zoo menigen schakel, die nog aan de keten van ons weten omtrent de oudste bewoners van Europa ontbreekt, moeten nog moer de aandacht tot zich trekken dan vroeger. En daar het vraagstuk van die oudheid en vroegste geschiedenis een deel uitmaakt van de gezamenlijke natuurwetenschap, daar onze kennis dienaangaande, zoo niet geheel, dan toch ten minste grootendeels het uitvloeisel van natuurkundige, in het bijzonder geologische ontdekkingen is, golooven wij, dat eene studie over het merkwaardige Baskonvolk in een maandwerk als het Album der Natuur geenszins misplaatst is.