In de zoölogische en botanische leerboeken wordt het protoplasma, de zelfstandigheid, waaraan het loven van alle cellen, dus ook van alle dieren en planten gebonden is, tegenwoordig algemeen voorgesteld als een eiwitachtige stof, of een mengsel van eiwitachtige stoffen. Men vergelijkt het (HAECKEL) bij structuurlooze klompjes levend eiwit, in vastvloeibaren toestand. Deze voorstelling en vergelijking, die zelfs aanleiding gegeven heeft tot proeven tot synthese van protoplasma (HUIZINGA ¹), zijn echter geheel en al onjuist, gelijk overtuigend blijkt uit het onderzoek, waaraan prof. Dr. J. REINKE te Göttingen het protoplasma van Aethalium septicum (een zoogenaamd slijmzwam, voorkomende op run) heeft onderworpen. Hij koos dit, omdat dit wezen (dat het midden houdt tusschen plant en dier) in een der tijdperken van zijn leven zuiver protoplasma zonder vreemde bijmengsels in groote hoeveelheid oplevert, ja geheel daaruit bestaat, terwijl het protoplasma der hoogere dieren en planten onmogelijk te verkrijgen is dan met bostanddeelen van de celwanden, het celsap en andere vreemde bijmengsels verontreinigd. De wezenlijke eigenschappen van het protoplasma zijn echter in alle levende wezens dezelfde, zoodat uit de resultaten van het onderzoek van dat van Aethalium septicum ook gevolgtrekkingen gemaakt mogen worden, omtrent dat der hoogere organismen. Prof. REINKE vond nu: 1 Dat het protoplasma van Aethalium bestaat uit 75 percent wateren 25 percent droge stof 2. Dat die droge stof bij gloeiing 30 percent asch achterlaat en kalium, natrium, calcium, magnesium, ijzer, chloor, zwavel, phosphorus, koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof bevat ¹. Dat die droge stof hoogstens voor een derde gedeelte uit eiwitachtige stoffen bestaat en er verder o. a. de volgende organische verbindingen en zouten in voorkomen: vet, cholesterine 2, lecithine (deze drie te zamen vormen 5 à 6 perc. der droge protoplasmastof), verder pepton 4, asparagine 5, sarkine, xanthine en guanine 6, glycogeen 7), een bijzondere soort van suiker, mierenzure kalk, azijnzure kalk, keukenzout, koolzure ammonia, phosphorzure kali, een eigenaardige hars, kalkverbindingen der hoogere vetzuren, koolzure kalk, zuringzure kalk, phosphorzure kalk, phosphorzure magnesia enz. Het protoplasma is dus chemisch een uiterst samengesteld mengsel van een groot aantal stoffen, die lang niet allen tot de eiwitachtige behooren; men vindt er zoo ongeveer alles in, wat de hoogere planten en dieren in hun verschillende organen bevatten. De samenstelling van het protoplasma van Aethalium septicum herinnert daarenboven op merkwaardige wijze aan de middenstelling van dat organisme tusschen dieren en planten. 2° Dat het protoplasma geenszins een taaie vloeistof is, maar bestaat uit een geraamte (“Gerüst”) van vaste stof, dat als een spons gedrenkt is met een vloeistof, en dus georganiseerd is. Men kan de vloeistof eenvoudig door sterke persing tusschen fijn linnen van de vaste stof scheiden. De nitgeporste vloeistof bevat, behalve de overige in water oplosbare zelfstandigheden, twee eiwitstoffen: vitelline 3 en myosine 9, verder ook pepsine . Het geraamte bevat, behalve cholesterine, lecithine, vet en hars, nog nueleïne (in kleine hoeveelheid) en plastine, welke laatste eiwitstof de hoofdmassa daarvan vormt.