Met de tweede helft van het jaar 1872 begint een nieuw tijdvak voor het vraagstuk van de abiogenesis door de verschijning van het veel besproken werk van den Engelschen geneesheer Dr. CHARLTON BASTIAN, M. A., M. D., F. R. S., getiteld: “The Beginnings of Life; being some account of the nature, modes of origin and transformations of lower organisms, in Two Volumes, London, MACMILLAN and Co. 1872” ¹. Behalve de proeven en waarnemingen van BASTIAN, op welke wij later terugkomen, bevat dit werk ook eenige theoretische beschouwingen, die wij eerst kort bespreken willen. BASTIAN gaat als eenigen grondslag uit van de stof en de krachten, welke, als eigenschappen van die stof, daarmede verbonden zijn. De stof komt volgens hem voor in twee hoofdtoestanden, een kristalliseerbaren en een organiseerbaren. Als type van den laatsten toestand neemt hij de colloïden aan. De colloïden onderscheiden zich van de kristalloïden door een groote veranderlijkheid, die waarschijnlijk op de meerdere grootte en ingewikkelder samenstelling van haar moleculen berust; de voortdurende omzetting, waaraan de meeste colloïden onderworpen zijn, de geringe kracht, die ze in haar waterige oplossingen vasthoudt, haar geringe scheikundige activiteit wijzen reeds op een nauwe verwantschap met de georganiseerde stof, en feitelijk bestaan de meeste en gewichtigste vormbestanddeelen der organismen dan ook uit colloïden. Dat het onderscheid tusschen kristalloïden en colloïden niet scherp is, blijkt echter reeds daaruit, dat een en dezelfde stof nu eens in den eenen, dan weder in den anderen toestand voorkomen kan, waarvan hot kiezelzuur oen bekend voorbeeld oplevert, en dat men soms bij dergelijke stoffen overgangen tusschen beide toestanden aantreft. Zoo zou de gewone vuursteen volgens BASTIAN een overgangstoestand zijn tusschen geleiachtig (amorph, colloïd) kiezelzuur, waaruit hij waarschijnlijk ontstaan is, en gekristalliseerd kiezelzuur (kwarts). Bij chemische reacties worden onoplosbare stoffen gowoonlijk als amorphe praecipitaten neêrgeslagen, terwijl dezelfde verbindingen dikwijls niet slechts in de natuur gekristalliseerd voorkomen, maar ook, als men de reactie zeer langzaam (door dialyse of door een zeer zwakke electrolyse) laat plaats hebben, kunstmatig in goedbegrensde kristallen verkregen kunnen worden. Voorbeelden hiervan leveren de zwavelzure baryt (zwaarspaat), het zwavelzuur loodoxyde (vitrioollood), vele zwavelmetalen enz. Volgens BASTIAN nu bevinden zich de moleculen bij de kristallen in een statischen, bij de colloïden in een dynamischen toestand. Terwijl een kristal slechts ten gevolge van uitwendige invloeden in vorm en samenstelling veranderd of verdeeld kan worden, en alleen uit daartoe geschikte vloeistoffen gelijksoortige deeltjes aantrekken en daarmede zijne massa vermeerderen kan, veranderen de moleculen van een col-