Is het een paradox, wanneer JUSTUS VON LIEBIG beweert, dat de ontdekking van de zuurstof een omkeer hoeft te weeg gebragt in do zeden en gewoonten der beschaafde wereld? ’t Moge zoo schijnen voor den oppervlakkigen lezer der „chemische Briefe” in Duitschland populair, doch ten onzent iets minder algemeen gewaardeerd on genoten. — Wie heeft nagedacht over den omvang en de rigting der hedendaagsche scheikunde, zal tot een ander oordeel worden gestemd. Is er één wetenschap, die zoo veelzijdig in aanraking komt met onze stoffelijke behoeften, die inniger zamenhangt met nijverheid en kunst, die met meer regt, in onze dagen, als element van opvoeding is opgenomen, die dieper inzigt geeft in de wonderen der schepping, waarin we leven, ons bewegen en zijn? — Zoo niet, dan moot het worden erkend, dat do groote ontdekking, door LIEBIG met regt het fundament der nieuwere scheikunde genoemd, krachtig heeft ingegrepen in den toestand der menschelijke zamenleving; erkend ook, dat do omkeer, door haar te weeg gebragt op materiëel en intellectueel gebied, heilzaam en weldadig mag heeten. Het zal dan voor de geheele beschaafde wereld een heuglijk feit zijn, wanneer de scheikunde over weinige jaren het eeuwfeest viert van hare intrede in een nieuw tijdperk van ontwikkeling, een tijdperk, gekenmerkt door een leven, zóó frisch en krachtig, een wasdom, zóó overvloedig en snel, dat er aan eene vergelijking met vroegere perioden zelfs niet kan worden gedacht. Sla den boom gade, wanneer de lente stam en twijgen uit den schijnbaren doodslaap hoeft gewekt; zie die knoppen zwellen en zich ontplooijen tot een rijken bladerdos, die bloesems kleuren en ras tot vruchten rijpen, en ge hebt een beeld van wat er in het laatst der vorige eeuw met de scheikunde is gebeurd. — Er zijn er, die vóór dat gowigtig keerpunt schier van geen scheikunde willen hooren, die haar geschiedenis doen aanvangen met LAVOISIER en de zegepraal der beginselen en grondbegrippen, door dien grooten hervormer verkondigd en toegepast. Dorgelijke beweringen mogen als eene soort van aardigheid gelden, ze zijn zóó avontuurlijk en gezocht, dat ze ter naauwernood eene ernstige wederlegging verdienen.