Het is in den kaatsten tijd herhaaldelijk gelukt, met de uiterst gevoelige middelen waarover de tegenwoordige photographie beschikt, bliksemstralen te photographeeren. Dit wordt eerst dan opmerkelijk, wanneer men bedenkt hoe korten tijd de elektrische vonk duurt, dien wij bliksem noemen. Dit blijkt reeds daaruit dat, wanneer in een donkeren nacht een bliksemstraal plotseling den omtrek verlicht, alle in beweging zijnde voorworpen schijnen stil te staan; een snel ronddraaiende molen vertoont zijne wieken alsof zij in rust waren; aan de wielen van een snel rijdenden wagen ziet men elke spaak alsof de wagen stil stond; ja, wanneer tevens hagel valt, dan vertoonen zich de hagelsteeneu een oogenblik als afzonderlijke lichamen, die niet vallen maar als het ware boven, onder en naast elkander in de lucht zijn opgehangen. Het duideljjkste bewijs voor den verbazend korten duur van de elektrische vonk en ook van den bliksem heeft reeds voor vele jaren WHEATSTONE geleverd. Hij liet een spiegeltje rondom eene as zoo snel draaien als met mechanische middelen mogelijk was. Indien men nu in zulk een spiegeltje een teruggekaatsten bliksemstraal ziet, dan zoude deze zich verbreed moeten vertoonen, wanneer zijn duur langer is dan de duur eener enkele omwenteling van het spiegeltje. Maar hoeveel duizende malen in de seconde WHEATSTONE zijn spiegeltje ook deed omwentelen, nooit zag hij eene verbreeding van den straal en hij kwam alleen tot het besluit dat de bliksem zeker nog niet een millioenste gedeelte van een seconde duurt.