Onder de hulpmiddelen, van welke de meteorologie zich tot onderzoek der hoogere lagen van onzen dampkring bedient, bekleedt in den laatsten tijd de vlieger eene voorname plaats. Daar door het in 1899 opgericht aëronautisch observatorium, op het TEGELER-schietterrein bij Berlijn, meteorologische waarnemingen met vliegers sinds verleden jaar zomer op groote schaal gedaan worden, zal het den lezers van het Album zeker niet onaangenaam zijn, iets naders omtrent deze hoogst eigenaardige onderzoekingsmethode te vernemen. Reeds omstreeks het midden der achttiende eeuw schijnt men op het denkbeeld gekomen te zijn, den vlieger dienstbaar te maken aan de wetenschap en hem tot het omhoog voeren van physische of meteorologische instrumenten te gebruiken. Aan het slot eener zeer interessante en leerrijke verhandeling over dit onderwerp¹ heeft de Belgische meteoroloog J. VINCENT de belangrijkste data aangaande de ontwikkelingsgeschiedenis van den vlieger bijeengebracht, waarvan wij er hier eenige willen vermelden. Reeds in het jaar 1749 bedienden A. WILSON en THOMAS MELVILLE te Glasgow zich van groote vliegers, van 1¼ tot 2 meter hoogte, om een minimumthermometer tot in de wolkenstreek omhoog te voeren. Korten tijd daarna — en wel in het jaar 1752 — nam BENJAMIN FRANKLIN zijn zoo beroemd geworden proef met den » elektrischen” vlieger. Het gelukte hem namelijk, gelijk men weet, door middel van een met metalen spits voordienen vlieger, den bliksem langs een afhangend touw naar den aardbodem af te leiden en daarmede het onomstootelijk bewijs te leveren, dat de onweders elektrische ontladingen in den dampkring zijn. Deze ontdekking leidde tot eene der gewichtigste uitvindingen van dien tijd, n.l. van den bliksemafleider. Deze opzienbarende proefnemingen vonden op vele plaatsen navolging. Van veel belang in dit opzicht zijn de vliegerwaarnemingen van den Amerikaanschen meteoroloog ESPY, die in bet jaar 1834 voor de eerste maal in plaats van een gewoon touw een metalen kabel en voor diens afwikkeling eene draaibare spil invoerde. Bij eene door hem genomen proef bereikte de vlieger de aanzienlijke hoogte van 1100 meter. Gelijktijdig eerden de Amerikanen de nagedachtenis van FRANKLIN door de oprichting van de » Franklin-vlieger-club” te Philadelphia, die den grootst mogelijken ijver voor de vliegenwaarnemingen aan den dag legde. In het jaar 1866 werd door WENHAM voor de eerste maal een vlieger, van eenen van den gewonen ten eenenmale afwijkenden vorm, namelijk met twee parallel loopende draagvlakken gebruikt en daarmede de grondvorm voor het thans algemeen aangenomen vliegertype gegeven. In het jaar 1876 hadden de belangrijke proefnemingen van den amerikaanschen meteoroloog M. CLEVELAND ABBE plaats, met het doel, nauwkeurig te onderzoeken, op welke hoogte de zeebries nog merkbaar is. Eveneens tot waarneming der luchtstroomingen bediende DOUGLAS ARCHIBALD in 1881 zich in Engeland van den vlieger; deze waarnemingen geschiedden in hoofdzaak tot het meten van de windsnelheid en van hare toename met de hoogte. Tot dit doel werden met de vliegers anemometers verbonden. Van het grootste gewicht evenwel voor de ontwikkeling dezer onderzoekingsmethode werden de sedert het jaar 1885 door het Blue-Hill-observatorium, bij Boston, onder leiding van de bekende meteorologen ROTCH, A. EDDY en HELM CLAYTON genomen vlieger-experimenten. Zoo kon b.v. EDDY in 1894 voor de eerste maal een gecombineerd registreer-apparaat voor luchtdrukking en temperatuur (systeem RICHARD), door middel van vijf vliegers, tot eene hoogte van 436 meter omhoog voeren. Twee jaren later bereikten de vliegers reeds de aanzienlijke hoogte van 2843 meter, terwijl in den zomer van 1899 eene maximumhoogte van 4600 meter bereikt werd.