Sedert onheugelijke tijden wondt de landbouwer in het oosten van Drenthe gedurig zijne blikken oostwaarts en richt zijne schreden naar de laagvlakte, die zich van den Hondsrug af als een bekoorlijk dal voordoet, en waar, vooral in de vorige eeuw, tooneelen zijn afgespeeld, die den langzamen overgang van het Drentsche landbouwbedrijf verre ten achter stellen bij den nieuwen ontwikkelingsgang, die dáár plaats heeft en waarop de Drenthenaar vol bewondering, nadenkend en met belangstelling nederziet. ’t Is eene zich ver van het noorden naar het zuiden uitstrokkende groene vlakte, die daar voor hem het naastbij ligt en daarom van het meeste belang is, door welke de Hunse langzaam en statig in noordelijke richting voortkronkelt. Achter dat groenland oostwaarts ligt eene zich nog verder uitstrekkende veenvlakte, welker vale tint van vroegeren tijd hier en daar heeft plaats gemaakt voor een bont tooneel, waarop vruchtbare bouwakkers, aanzienlijke boerenhuizen en schijnbaar witte stroken, die een kanaalnet vormen, de noodige afwisseling bréngen. Wanneer wij ons begeven op een punt van den Hondsrug dat meer dan 20 M. boven A. P. ligt, dan aanschouwen we daar merkwaardige natuurtafereelen. Ter rechterzijde zien we een aanmerkelijk verschil in den hoogtestand tusschen zand en veen, en daar achter een bodem die nog in maagdelijken toestand verkeert, waar het wordingsproces nog in volle werking is. Onze oogen links en alzoo noordwaarts wendende, ontdekken we minder verschil in den hoogtestand on een meer vruchtbaren bodem, die als een zich in verschillende richtingen uitstrekkend groenend dal in de zomermaanden aan duizenden runderen, paarden en schapen volop voedsel levert. Van alle op en aan den Hondsrug gelegene dorpen en gehuchten uit zien wij dijken on wegen in oostelijke richting voortloopen, die dat laagveen als een draadwerk met bedoelde woonplaatsen verbinden. Want, terwijl de natuur hier eene grensscheiding tusschen zand en veen heeft aangewezen door den Hondsrug, die op sommige plaatsen nog al sterk, op andere zeer geleidelijk helt, zoo heeft men bij de grensbepaling der provincieën Drenthe en Groningen de grenzen veel verder oostwaarts getrokken, waardoor het groote veen aan de eerstgenoemde provincie is toegewezen en er nu door bovengenoemde dijken en wegen onafscheidelijk aan verbonden is.