Wie in den zomer Drenthe bezoekt, als wanneer de dorpsgeboomten in hun bladertooi zijn gehuld, die moet wel het eigenaardig schoon in het oog vallen van vele dorpen en gehuchten in het aloud gebied, dat meermalen als een land van heide en struiken werd voorgesteld. Het beste neemt men dit schoon op eenigen afstand b.v. van eene opene vlakte, zooals een heideveld, of van de korenesch waar. In de meeste groenlanden, vooral die der naaste omgeving van het dorp, ziet men vaak zoovele kleine bosschen en boomen, dat van daar uit gewoonlijk geen goed dorpsgezicht verkrijgbaar is. Waar de korenesch niet door aarden wallen, hagen of op andere wijze van de dorpen is afgescheiden, maar evenals de tuin- en goorngronden daaraan als ’t ware verbonden is, waar de laatstbedoelde gronden nevens de gewassen die er geteeld worden, nog plaats verleenen aan enkele eiken, wilgen of populieren, die zoodanig geplaatst zijn dat zij het vrije uitzicht tot een gedeelte van het dorp niet belemmeren, daar merken wij de donkergetinte daken van huizen en schuren, de lage zijmuren, de verflooze en door ouderdom niet meer aaneensluitende planken, die de afscheiding dier schuren van de buitenlucht maken. Daar ook zien wij de beladen ooftboomen, de doornenhagen, de met hopranen of braambeziestruiken begroeide omheiningen van heemen en tuinen, de vlierboomen naast den bakoven of den bijenstal staande, welke laatste alleen in de wintermaanden als zoodanig gebruikt wordt. Vervolgens merken wij soms nog de bindwilg, groeiende naast de bergplaats van asch en vuilnis achter op het erf, wij vinden enkele aalbessenstruiken en bij sommige woningen een zonnebloem of rozestruikje, die ons er aan herinneren dat hier de liefde voor bloemen nog niet geheel is uitgedoofd. In eene kleine omgeving zien we veel dat ons terstond bekend maakt met de wenschen en behoeften van den dorpsbewoner. De Drentsche dorpen en gehuchten zijn oud, en de aanwezigheid van houtgewas is van nog ouderen datum. Wellicht werden de eerste huizen van sommige dorpen gebouwd in de nabijheid van groote bosschen of natuurwouden, zoodat de aanvankelijk nog kleine buurtschap in bosch of woud tegen den invloed van koude winden eene welkome beschutting vond. In het hout der gevelde boomen vond men de bouwmaterialen van de eerste woonhuizen, en met de uitroeiing van de natuurwonden zal wellicht eenige aanplanting van opgaand houtgewas gepaard zijn gegaan.