Onder die eigenschappen, waardoor de mensch zich zeer kenmerkend van de overige schepselen, die onze planeet bevolken, onderscheidt, behoort ook ingenomenheid met het schoone. Ik zou daarom niet gaarne aan de dieren in ’t algemeen onvoorwaardelijk alle schoonheidsgevoel ontzeggen; immers, we merken in de natuur voorbeelden genoeg op, die krachtig voor het tegendeel schijnen te pleiten; maar aan den anderen kant hebben we ook alle regt om het schoonheidsgevoel in edeler zin, om den weldadigen invloed die het “ware schoone” heeft op het gemoed, als eene uiting te beschouwen der hoogere geestesontwikkeling waardoor zich de mensch kenmerkt; derhalve als zijn bijzonder eigendom.