Bij hetgeen vroeger over den plantengroei op Korsika gezegd is ¹, meen ik nog de volgende berichten te moeten voegen. Vele gedeelten van het Zuiden van Europa zijn in den zomer als verschroeid door de gloeiende zon. In den winter vallen er geweldige regens, en het voorjaar is er liefelijk door zachte lucht zoowel als heerlijken plantengroei. Dr. H. BENNETT (zie Revue horticole 1868 p. 267) geeft daarvan eene schots. Niets is zoo aangenaam, zegt hij, als in de allereerste dagen der lente door de bergen en dalen van Korsika te dwalen. Men gaat er door een dicht bosch van bloeiende struiken en niet al te hooge boomen: men ziet den fraaien aardbeziëuboom (Arbutus Unedo) met honigdruppelende bloemen, als van eene heidebloem, tot welke afdeeling zij ook behoort, en welke bloemen later in zacht-stekelige vruchten overgaan, die wel iets van aardbeziën hebben, vanwaar de naam; voorts talrijke boomachtige heesters, Cistus, Cytisus, geurige mirten enz., onder welke talrijke affodillen, cyclamens en honderd andere van de fraaiste bloemen schitteren. Cyclamens vooral zijn hier algemeen. Men kent ze in onze tuinen aan hare fraaie roode of bleekroode neerhangende bloemen, welker bloomkroonslippen bijna recht op naar boven, en dus in tegenovergestelde richting der bloemkroon zelve gewend zijn. De Hollandsche naam varkensbroed, naar het melige van den wortelstok, die wel tot varkensvoeder dient, past al weinig bij het bevallige van deze bloem, en ik behoud daarom liever het woord Cyclamen, afgeleid van het grieksche kuklos, lering, omdat de bloemsteel, als hij, jong, den bloemknop draagt, schroefvormig opgewonden is, zich bij de bloeiing uitstrekt en na de bloeiing weder opkronkelt, de vrucht aan de oppervlakte van den grond tot rijpheid brengende. Op het laatst van April is de grond hier schitterend van duizenden bloemen van dwerg -Cyclamen, evenals bij onze madeliefjes (meizoentjes) op do weiden. De knolwortel der Cyclamens is soms meer dan een voet diep in den bodem gedrongen, zoodat hij er moeielijk uit te halen is. In deze diepe worteling ligt een beschermingsmiddel tegen de geweldige droogte van den zomer. De op Korsika inheemsche heesters en hoornen toch wortelen meermalen zeer diep, tot 2 meters in de rotsen indringende, zoodat zij, vocht van onderen vindende, de zomerdroogte kunnen wederstaan.