Dit is de naam van een plantengeslacht uit Australië, oen groot aantal groote boomsoorten bevattend. Even als Australië in onderscheiden dieren, getuige het vogelbekdier, de buideldieren, enz., een aantal zeer ongewone vormen vertoont, zoo is dit ook met het plantenrijk het geval. Getuigen de talrijke soorten van Acacia, met op een kant staande, groote, op bladen gelijkende bladsteelen (phyllodiën), onder welke vele groote boomen zijn. Terwijl in Europa oude eiken, beuken en ander loofhout in bosschen een dichte schaduw geven, ziet men op Nieuw-holland vele oude bosschen, in welke men tusschen het loof door steeds den blauwen hemel zien kan, omdat de bladachtige bladsteelen en, bij sommige soorten, ook de bladen zelve, op den kant staan, zoodat zij tusschen hunne dicht aaneen staande takken en bladeren het licht van den hemel nog altoos doorlaten. Onder de merkwaardige boomsoorten in dit werelddeel, verdient het geslacht Eucalyptus eene eerste plaats. Deze naam, uit het Grieksch afgeleid, beteekent welbedekt en is, naar ik meen, ontstaan uit den kelk (het buitenste bekleedsel der bloem), welke niet, zooals bij de moeste gewassen van boven met tanden of kleppen opengaat, maar kringberstend is, dat wil zoggen, met eene cirkelronde naad opengaat, zoodat zijn bovenste deel zich opheft en, als een domper, de meeldraden, enz. van boven gedurende geruimen tijd wèl bedekt.