Menigeen, wien het gegund is geweest, de prachtige natuurtooneelen van de Zwitsersche Alpen of van andere bergstreken te aanschouwen, waar eeuwig ijs en sneeuw gevonden wordt, zal met een spottenden glimlach op de lippen en met een medelijdend schouderophalen den pompeuzen naam begroeten, dien ik hier aan de ijsveldjes in ons vaderland gegeven heb. Men zal vragen of ik er onze, buiten hare oevers getredene, toegevroren rivieren mede bedoel, of de uitgestrekte plassen, die men in ons vaderland vindt, of de overgeloopene velden, hier en daar onder den naam van vlotters of vloeters bekend, waarop dikwijls de eerstbeginnende schaatsenrijders zich oefenen? Neen, maar ik bedoel hier een natuurtooneel, dat men slechts zelden kan waarnemen en dat een treffend gezicht aanbiedt. In den regel bevriezen onze rivieren, en blijft het water staan op die zelfde hoogte, als zij weder door den dooi van hare boeien ontslagen worden; alsdan wordt het ijs, dat zich op de uiterwaarden bevindt, bij het zoogenoemde kruien of kruiden, tegelijkertijd losgemaakt en met den algemeenen stroom meegesleept. Maar enkele malen gebeurt het, dat de rivier bij zeer hoogen waterstand, waarbij het water bijna de kruin van den dijk bereikt, bevriest, en wanneer dat water na eenigen tijd onder de bevrozene oppervlakte zakt en binnen zijne oevers torugtreedt, dan mist het ijs op de uiterwaarden zijn steun en ploft naar beneden. Komt dit nu op de gladde grasvlakte terecht, dan vormt dit eenvoudig een ijsveld, waaraan niet voel is op te merken; maar niet zelden vindt men op de uiterwaarden met slooten uitgegravene gedeelten, waarop de wilgonrijsvelden zich bevinden en waar de stompen op zekere hoogte boven den grond uitsteken. Komt nu het ijsveld daarop te vallen, dan wordt het na oenigen tijd door zijne eigene zwaarte verbrijzeld, sommige stukken blijven op de knoesten der wilgen hangen; andere zakken gedeeltelijk in de gegravene slooten, en opmerkelijk is het, dat de verbrokkeling met zekere orde en regelmaat, meestal in een bepaalden vorm, plaats grijpt. Er worden groote vierkante stukken gevormd, die door en op elkander liggen, en wel zoo, dat het geheel eene ineengestorte marmeren of kristallen stad gelijkt, welks ruïnen ons eenigszins herinneren aan de afbeeldingen van de verwoeste en ineengestorte steden van Kloin-Azië. Moge do vergelijking van deze verbrokkelde ijsvelden nu al eens te ver gedreven zijn, en zij niet den naam verdienen, dien ik er aan gegeven heb, zeker is het dat zij de aandacht boeien, onzen geest naar andere streken heenvoeren en door hunne grootschheid nimmer uit onze herinnering zullen worden weggevaagd.