Gister avond werd de schrijver dezer regels geroepen om »een bijzonder dikke spin” gade te slaan, die bij dan ook weldra aan haar draadje, van het plafond eener veranda, vrij langzaam naar beneden zag komen. Spoedig bemerkte ik echter, naderbij gekomen, dat een wesp zich aan de spin hield vastgeklemd, en aldra lagen beiden, naar ’t mij voorkwam, met elkander worstelend, op de steenen van den vloer. Zeer stellig nam ik waar dat de wesp herhaaldelijk haar achterlijf in een houding bracht, alsof zij de spin in het lichaam stak. Het tweetal rolde gedurende drie of vier minuten over den grond.