Waarschijnlijk zijn er slechts weinige lezers van dit Album, aan wie de naam, boven dit stukje geplaatst, bekend in de ooren klinkt. En geen wonder; het is de naam van een onbekend Middelburgsch schilder, die in de 17e eeuw leefde en werkte. En toch, het werkje dat hij nagelaten heeft, is tweemaal in het Latijn, eens in het Engelsch en eens in het Fransch vertaald, wel een bewijs, dat wij eene zekere beroemdheid hem niet kunnen ontzeggen. In de lijst der mannen, die in ons vaderland de natuurwetenschappen hebben beoefend on bevorderd, bekleedt dan ook de naam van onzen Middelburger, zoo al niet eene eerste, dan toch eene eervolle plaats, en naast LYONET, SWAMMERDAM, LEEUWENHOEK en zooveel anderen moet de eenvoudige GOEDAERT genoemd worden als de grondlegger van het gebouw, waaraan wij nog heden ten dage voortwerkon, als de eerste, die hier te lande den stoot gaf om de natuurwetenschap (of laat ik liever zeggen de natuurlijke historie) te brengen in het rechte vaarwater. Eigen waarneming, al mogen we ook soms glimlachen over het in ons oog nuttelooze der waarneming en over de naïveteit waarmede ze ons wordt meêgedeeld, eigen waarneming gold bij hem alles; de titel van zijn werk reeds vermeldt, hoe hij niets heeft verzameld “uyt eenighe boecken, maar alleenelijck door eygen ervarentheyd uytgevonden, beschreven ende na de konst afgeteyckend.” Hij was dus een der eersten die het waagden, het juk van het autoriteitsgeloof af te schudden, waaronder de middeneeuwen gebukt gingen, en door eigen oogen te zien, niet door die van ARISTOTELES, PLINIUS, ALDROVANDUS en hunne uitleggers en naschrijvers. Maar allicht zult gij vragen, geëerde lezer, in welk opzicht heeft GOEDAERT zich dan tegenover de natuurwetenschap verdienstelijk gemaakt, welk gedeelte er van beoefende hij, wat nam hij waar? Laat hijzelf het u beantwoorden ¹: