Na weinige jaren van rust en vele jaren van ingespannen arbeid is PASTEUR heengegaan, achter zich een reeks van onderzoekingen latende, die als zoovele stations den weg beteekenen van zijn ontwikkeling, steeds gericht naar een zelfde hoog doel: de wetenschap dienstbaar aan de menschheid en aan Frankrijk. En nu, wanneer wij door hem gebracht zijn aan het eind van dien weg, en in één blik overzien langs welke punten hij is gegaan, erkennen wij in bewondering, dat het bijna logisch noodzakelijk schijnt te zijn geweest, zoo te gaan en niet anders, en toch weer, dat wij hier niet voor ons hebben het werk van een zich buiten de menschheid bewegend wijsgeer, zoekende slechts naar eenheid in zijn denken, maar van een geleerde die, midden in de maatschappij, de zeldzame gave bezat, zelf zijn uitnemendste vermogens nuttig te doen zijn voor de practijk, zonder zich door haar te laten beheerschen. Het is mogelijk dat zijn vroegste jeugd, doorgehracht in industrieele kringen, — zijn vader was leerlooier, — zijn karakter die plooi heeft gegeven. Maar liever zie ik in hem de hoogste ontwikkeling van den franschen geest van natuurwetenschappelijk onderzoek, in hare meest aantrekkelijke uitingen. Want zeker is typisch voor de fransche wetenschap, dat zij waardeert het belangrijke beginsel ook in schijnbaar eenvoudige feiten, en niet tracht de ontdekkingen van het genie te vervangen door onderzoekingen »nach der Schablone” van honderdtallen mindere grootheden. En onmiddellijk daarmede hangt samen, dat in het algemeen de fransche wetenschap gaarne voeling houdt met de practijk, en er niet naar streeft, door groot vertoon van geleerde duisterheid in taal en stijl, diepzinnig te doen schijnen wat niet diepzinnig is, en onverstaanbaar te blijven voor het profanum vulgus.