Professor Stokvis, den man met den levéndigen oogopslag, den geestvollen spreker, die ook niet wars was van een paradox, — heb ik eens hooren zeggen: »de geneeskunde is de moeder van al de natuurwetenschappen, en misschien zelfs van den godsdienst.« Van mijn leermeester Dr. Doorenbos, aristocraat des geestes, die hij was, herinner ik mij het woord: »παρα-δοξη, jongens, dat beteekent de tegenmeening, de tegenstelling van de meening van den grooten hoop. Nu, de groote hoop heeft ’t natuurlijk mis, dus paradoxen bevatten de waarheid.« De omvang van de juistheid in de paradox van Stokvis daargelaten, is zij stellig waar voor ééne natuurwetenschap, voor de botanie. De plantkunde der ouden was niet veel meer dan de leer der geneeskrachtige planten, en geheele hoofdstukken uit Meyer’s Geschichte der Botanik konden evengoed hun plaats vinden in een geschiedenis der geneeskunde.