In Italië, hoofdzakelijk te Palermo en te Lucca, vervaardigt men handschoenen, beurzen en dergelijke artikelen van een prachtige, goudachtig glinsterende vezelstof, schelp- of zeezijde genaamd. Deze vezels zijn niets anders dan de byssus- of baarddraden van een in de Middellandsche Zee algemeen voorkomend schelpdier, Pinna nobilis. bekend is, bevindt zich n.1. in den voet van vele plaatkieuwige weekdieren, zooals b.v. van de gewone mossel, een klier, byssusldier genaamd; deze scheidt een stof af, welke in den vorm van fijne draden uit een sleuf te voorschijn treedt en het dier tijdelijk of voor goed aan de nabijzijnde voorwerpen bevestigt. Zulke byssusdraden zijn in den regel vrij sterk; bij de Reuzen-tridacna uit den Indischen Oceaan, wier schelp meer dan een meter lang wordt, zelfs zóó, dat zij met bijlslagen daarvan moeten worden gescheiden. Aan de kust van Calabrië en Sicilië worden de Pinna’s uit een diepte van 6 tot 9 meter door middel van een vork met 1,5 meter lange tanden van den rotsachtigen bodem opgehaald. De vezels worden er afgesneden, met een zwakke zeepoplossing gewasschen, op een donkere plaats gedroogd, van andere bijmengsels gezuiverd en dan gekamd. Vervolgens vereenigt men twee of drie dier vezels met een echten zijdevezel, waarop ze samen getwijnd worden. Uit een kilogram van de ruwe stof verkrijgt men ongeveer 350 gram draad. Deze wordt met een mengsel van water en citroensap gewasschen, tusschen de handen gewreven en met een heet ijzer glad gemaakt.