Tusschen Alaska en Kamschatka verheffen zich twee rotsgroepen van vulkanischen oorsprong uit den oceaan. Het binnenste gedeelte daarvan, het binnenland, als ik mij zoo mag uitdrukken, wordt gevormd door grasvlakten en beschutte, met welriekende bloemen prijkende dalen; de rand wordt gevormd door kale steile klippen en zacht naar het strand afloopende terrassen. Deze ongastvrije rotsen vormen tegenwoordig de voornaamste kweek- of fokplaats der zeeberen. De noordelijkste eilanden van deze groep, de Kommodorski-eilanden, bestaan uit Copper- en Bering-eiland; het laatste is bekend door het verblijf van den Duitschen natuuronderzoeker STELLEN in de 18de eeuw en behoort aan Rusland. De zuidoostelijk daarvan gelegen Pribylow-eilanden, St. Paul en St. George, zijn sinds 1867 eigendom der Ver. Staten. Gedurende den winter zijn deze eilanden eenzaam en verlaten en de golven breken donderend op de rotsen. Slechts op één plekje op ieder eiland, ver verwijderd van de genoemde terrassen, waarop in den zomer de zeehonden spelen, heerscht dan nog eenig leven. Hier vindt men ineen door ronde rotskoppen omsloten dal, voorraadschuren, blokhuizen en hutten, waarin eenige beambten en eenige honderden Aleutische zeehonden jagers den winter trotseeren.