Drie jaren geleden heeft een bekend en bekwaam natuurkundige in een algemeen verspreid tijdschrift de merkwaardige proeven beschreven, waardoor het gelukt is de laatste nog weerstand biedende gassen tot vloeistoffen te verdichten. Zijne schets van hetgeen op dit gebied, sedert het laatst der vorige eeuw, is beproefd en verkregen vangt aan met deze woorden: » VAN MARUM, natuur- en scheikundige van Haarlem, is bekend als de » vervaardiger van die oude en eerbiedwaardige electriseermachine, — » de grootste der bekenden, — welke wij op de electriciteits-tentoon» stelling bewonderd hebben; — met meer recht verdiende hij beroemd » te blijven omdat hij een gas verdicht heeft. Willende nagaan of » ammoniakgas aan de wet van MARIOTTE gehoorzaamt, perste hij het » samen 6 atmosfeeren; hij zag het plotseling van staat veranderen » en een doorschijnend vocht worden. VAN MARUM was niet een vernuft » van verrijkend inzicht, hij voorzag de algemeene gevolgen niet van » zijne proef en trok er slechts de eer uit, haar het eerst te hebben » doen slagen. Maar LAVOISIER, die helderder en verder zag, aarzelde » niet te voorspellen dat zij van algemeene toepassing zou worden, » dat alle verhitte of afgekoelde stoffen de drie toestanden zouden aan« nemen en hij leidde er de gevolgtrekkingen met eene treffende klaar» heid uit af.” Het zal u zeker toeschijnen, dat aldus aan onzen landgenoot een lof van hoogst twijfelachtig gehalte wordt toegekend. Datgene toch, waardoor VAN MARUM gezegd wordt het meest bekend te zijn, wordt van kleiner belang geacht dan eene ontdekking bij louter toeval gedaan en waarvan de ontdekker zelf de beteekenis niet vatte. In den loop eener proefneming een bijkomend verschijnsel waar te nemen , dat men niet zocht, kan ten hoogste den roem verschaffen een opmerkzaam waarnemer te zijn en dit is wel de allereerste eisch dien men aan een natuuronderzoeker stellen kan; — daarentegen het gewicht niet te beseffen van hetgeen zich onverwacht aanbiedt, een schat weg te werpen, al deed het toeval dien vinden , wat bewijst het anders dan dat men een vreemdeling is op het veld dat men bearbeidt, en eer een slecht voorbereid dilettant dan een wetenschappelijk onderzoeker moet genoemd worden. Kan dit gelden van den Haarlemschen natuurkundige?