Onder de verschillende natuurtooneelen is er gewis geen, dat den mensch meer treft dan het Onweder, dat als met vurige letters de almagt en heerlijkheid des Scheppers aan het uitspansel ter neder schrijft. Alles wat geschikt is om op den mensch indruk te maken, is in het Onweder verecnigd. Eene doodelijke stilte gaat in een’ oogwenk in gierende windvlagen over. Het liefelijke blaauw des hemels maakt plaats voor een somber duister, waartegen het scherpe, verblindende licht der bliksemstralen te meer uitkomt. Een hevig rollend geluid dreunt door de wolken. Ontzettende plasregens, menigmaal voorafgegaan door kletterende hagelbuijen, storten stroomen water uit, en stellen des landmans blijde hoop te leur. De geheele dierenwereld verkeert in een’ onrustigen staat, en geeft daarvan luide blijken.