Er zijn weinig handelsartikelen, waarvan men in den laatsten tijd meer hoort dan van suiker. In ons vaderland zoowel als in de groole landen van Europa is het de suikerbiet, in Oost-Indië en andere tropische gewesten het suikerriet, die voortdurend de aandacht van fabrikanten en landbouwers en bij tusschenpoozen van de staatslieden tot zich trekken. In de vergaderzaal onzer volksvertegenwoordiging beraadslaagde men nog onlangs over de bescherming der bietsuiker en wij kunnen bijna geen dagblad inzien, zonder daarin het een en ander aan te treffen over maatregelen van landbouwers, die hunne akkers alleen dan beschikbaar willen stellen voor de suikerfabrikanten, wanneer dezen aan bepaalde financiëele eischen wenschen te voldoen. In Indië is men er in de laatste jaren meer en meer op uit om zich, in navolging van Europa, van de beste productiemiddelen te voorzien, behalve dat men een ernstigen strijd heeft te voeren tegen ziekten, waarvan het Seréh ongetwijfeld de grootste schade heeft aangericht. Zoowel in die ver verwijderde streken als meer in de nabijheid is het wachtwoord: verbetering van het ras, vermeerdering van gehalte aan de zoete en voedzame stof, die men rietsuiker noemt. In een zaakrijk artikel, dat onlangs in dit tijdschrift verscheen uit de pen van dr. G. HONDIUS BOLDINGH, wordt niet alleen de economische zijde van het suikervraagstuk toegelicht, maar vooral ook van het eigenlijke proces der suikerfabricage eene beschrijving gegeven, die den lezer een helder inzicht verschaft in de volkomenheid der hedendaagsche techniek en in de belangrijke toepassingen, die natuur- en scheikunde op dit veld van industrie hebben gevonden. Waar de kundige schrijver uitdrukkelijk verklaart dat hij de veredeling der suikergevende gewassen niet in zijne beschouwingen wenscht op te nemen, en de redactie van dit tijdschrift mij uitgenoodigd heeft dit gedeelte, voor zoover het den beetwortel betreft, te behandelen, neem ik de aangeboden gelegenheid gaarne te baat om, naar aanleiding van een bezoek aan de firma KUHN & CO. te Naarden, een en ander meê te deelen over de wijze, waarop men in de laatste jaren de veredeling der suikerbieten heeft ter hand genomen. Zooals iedereen kan weten, is de biet, evenals de radijs en de gewone peen, een tweejarige plant, d. w. z. heeft zij twee zomers noodig om zaad te leveren. In het eerste levensjaar bestaat zij uit een vleezigen wortel, die de suiker bevat, en een rozet van groene, min of meer rood aangeloopen bladeren. In het tweede levensjaar schiet er oen hooge stengel op ten koste van de vroeger opgegaarde suiker, en deze stengel is het die, behalve eenige kleine bladeren, een rijke bloempluim draagt, welke eindigt met de bekende zaadkluwentjes te leveren. De biet is dus op het einde van het eerste jaar het rijkst 1 aan suiker; de wortels worden derhalve dan gerooid en naar de fabriek gezonden, een kleiner aantal, dat afzonderlijk werd geteeld, wordt gespaard om een jaar later het noodige zaad te geven, waaruit men nog weer een jaar later een nieuwen voorraad wortels verkrijgt.