De mensch moge, wat verstandelijke ontwikkeling aangaat, zeer ver boven de dieren staan, wat lichamelijke bewerktuiging en behendigheid betreft, moet hij dikwijls voor hen onderdoen. Gezegden als: loopen als een haas, zwemmen als een eend, klimmen als een aap, en nog een menigte andere, waarmede men het vermogen aanduidt, waardoor iemand boven zijn medemenschen uitmunt, wijzen er op, hoezeer iedereen van die minderheid overtuigd is. En hoe mank gaan nog meestal die vergelijkingen. De man, die den snelvoetigen haas in zijn loop kan evenaren, moet nog geboren worden, zoo ook hij, die in staat is, de acrobatische toeren van een aap volkomen na te bootsen; want wat wij daarvan tot heden op kermissen en bij andere “feestelijke gelegenheden” zagen, kon daarmede in geen vergelijking komen.