Onder de verschillende voedingsmiddelen, die de mensch tot zijn onderhoud nuttigt, neemt wel het brood de eerste plaats in, zoodat dikwerf het woord brood alle levensbehoeften als het ware uitdrukt. “Zijn brood bebben” toch, beteekent niet alleen, dat men zijn deel brood kan bekomen, maar ook, dat men genoeg heeft om zich van alle noodzakelijke levensbehoeften te voorzien. “Geen brood hebben,” duidt volstrekte armoede aan. Beschrijft men een land of eene stad, men voegt er steeds bij of men er goed, of wel slecht brood gegeten heeft. En waarlijk het brood verdient in alle opzigten dien voorrang boven de meeste spijzen, die verder door den mensch gegeten worden, daar goed brood in een betrekkelijk klein volume onder alle plantenvoedsels zeker het meeste van datgene bevat, wat den mensch tot onderhoud van zijn ligchaam noodig heeft, en het daarenboven den smaak streelt en door de spijsverteringswerktuigen gemakkelijk in die stollen omgezet wordt, waaraan het ligchaam behoefte heeft. Hoe lang men nu wel brood gegeten, dus brood bereid heeft, is eene vraag, die zeker niet gemakkelijk te beantwoorden is, daar dit tot de oudste tijden opklimt; maar zoo veel is zeker, dat dit eerste brood en zelfs dat, wat lang door allen, die de kunst verstonden het te bereiden, genuttigd werd, geheel iets anders was, dan het brood, hetgeen wij thans gebruiken, en de goede eigenschappen, welke dit laatste kenmerken in veel mindere mate bezat,— zoo als dit nog het geval is bij die volken, waar de broodbereiding thans nog in hare kindschheid verkeert. Maar is nu bij ons, of zelfs in de beschaafde wereld, de broodbereiding op die hoogte, waarop zij wezen moest? Het antwoord daarop kan niet anders dan ontkennend zijn. Welke reuzenschreden alle takken van nijverheid ook in de laatste jaren gemaakt hebben, het is, als of men de broodbereiding voor volmaakt hield, als of daaraan niets meer te verbeteren viel; en toch is zij voor zeer vele verbeteringen vatbaar, zoodat dan ook in de laatste zestig jaren vele stemmen zijn opgegaan, om die verbeteringen aan te wijzen, waaraan deze tak van nijverheid, die met het algemeen belang zoo zeer te zamenhangt, de meeste behoefte heeft.