Zooals men weet, ondernam Mevrouw SELENKA, de weduwe van den Duitschen geleerde van dien naam, uit vereering voor haar overleden echtgenoot, die stierf voor hij zijn plan kon uitvoeren, de niet gemakkelijke taak opgravingen te doen op de plaats waar Dubois zijn aapmensch had gevonden, ten einde te onderzoeken of daar nog meer te vinden was, dat licht kon verspreiden over de brandende kwestie omtrent de afstamming van den mensch. Mevrouw SELENKA werd daarbij ondersteund door de Berlijnsche Academie van Wetenschappen en in 1907 begon zij haar taak. Zij zette die met groote volharding voort, niettegenstaande kort na het begin van het werk, tengevolge van verschil van meening, haar beide landslieden, de arts en zoöloog MOSZKOWSKI en de geoloog ELBERT, haar verlieten. Echter, mevrouw SELENKA verkreeg hiervoor vergoeding, door de hulp, haar door den Nederlandschen geoloog Dr. CARTAUS en den mijn-ingenieur OPPENOORD aangeboden. Dank zij hun hulp en die van den assistent-resident HECKMEIJER, in wiens residentie Trinil gelegen is, dank ook vooral de hulp der regeering, mocht het mevrouw SELENKA gelukken haar werk voort te zetten. Volgens mededeelingen van Dr. CARTAUS in verschillende bladen gedaan, zijn de resultaten belangrijk. In het begin van de werkzaamheden werden gevonden een boven- en onderkaak, zitbeen, ribben en wervels en het linker bovendijbeen van een stegodon, waarschijnlijk een overgangsvorm tusschen mastodon en olifant. was opgeheven eu er zich een verhoogde rand had gevormd, welke hem van de zee afsloot, ontstond eerst een groot moerassig meer of een zeer breede rivierarm, in de richting van de tegenwoordige Solo-rivier. Hier leefde de dierenwereld, waarvan thans de overblijfselen worden gevonden. Behalve den olifant behoorde daartoe de rhinoceros, waarvan onlangs hij Trinil verscheidene exemplaren werden gevonden, even als een menigte geweien van verschillende soorten van herten en beenderen van uitgestorven apen- en buffelsoorten. Eenige van deze beenderen zijn kunstmatig afgeslepen, en vele beenderen van herten en buffels zijn verbrijzeld, bewijs dus voor de aanwezigheid van menschen, die daarvan werktuigen hebben gemaakt, of het merg er uitgehaald hebben.