Wanneer wij rondom ons de werken der Natuur gadeslaan, en op hare oneindige verscheidenheid en rijkdom acht geven, waarbij alles in eene harmonische orde tot een geheel zamenwerkt, dan trekt niets onze bewondering sterker dan de alom verspreide overvloed van leven en beweging in het organische rijk, hetwelk, zoo wel in plant als dier, bij de aanhoudende afwisseling van worden en vergaan, toch in zijn geheel in stand blijft, zonder dat wij den verborgen werkman ontdekken, die dit alles drijft en zamenhoudt. Werpen wij echter onzen blik op één enkel levend voorwerp en trachten wij daar het verband tusschen de werkingen van het leven en zijne oorzaken te ontdekken, dan vinden wij geene mindere orde en harmonie, en komen tot de overtuiging, dat in de schepping overal middel en doel te zamensmelten; dat ieder deel daar is en werkt niet alleen voor zich zelven, maar ook voor het bestaan en leven van liet geheele ligchaam; dat alles juist zóó volgens eene ondoorgrondelijke wijsheid is geschikt, en iedere plant en ieder dier juist zóó zijn gevormd, dat zijne inwendige werkingen en krachten aldus zijn geregeld, en zijne begaafdheden en eigenschappen in zulk eene harmonische orde te zamenwerken, als voor zijn bestaan, zijne leefwijze en behoeften wordt vereischt; niets is hier vergeten, niets is nutteloos of te veel, en alles verkondigt ons den grooten Maker, wiens volmaaktheid zich in Zijne werken als in eenen spiegel terugkaatst.

Album der natuur

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Kruseman

J.L.C. Schroeder van der Kolk. (1852). De zelfstandigheid der Ziel, gestaafd door eene beschouwing van den Mensch in zijne verschillende ontwikkelings-tijdperken. Album der natuur, 1(1), 129–158.