Een der belangrijkste verschillen tusschen planten en dieren is voorzeker dit, dat eerstgenoemden haar geheele leven lang aan de plek, waar ze geboren werden verbonden blijven , terwijl de laatsten het voorrecht bezitten zich willekeurig te kunnen verplaatsen. Het is waar, dat ook dit onderscheid tusschen de beide rijken der organische natuur, evenmin als eenig ander, voor alle gevallen opgaat, want eenerzijds zien wij , dat bijv. de veelvuldig verbreide kristalwieren (Diatomeën) en de zoösporen van vele andere wieren zich vrij in het water bewegen, terwijl anderzijds vele schelpdieren (mosselen, oesters, enz.), sommige stekelhuiden (zeelelies) en vele polypen (zeeanemonen , koralen enz.) e. a. tijdelijk of zelfs levenslang aan een en dezelfde plaats zijn gebonden; maar dit neemt niet weg, dat, do betrekkelijk weinige uitzonderingen dan daargelaten, plant en dier in dit opzicht scherp tegenover elkander staan. Het zou ons kunnen toeschijnen, dat door deze vrije bewegelijkheid de dieren een belangrijk voordeel boven de planten bezaten. Immers door deze eigenschap zijn zij in de mogelijkheid steeds die plaatsen op te zoeken, waar zij het beste en rijkelijkste voedsel, een voor hen meest geschikten bodem en een hun passend klimaat vinden, waar kortom de omstandigheden voor hen het gunstigst zijn; daardoor ook zijn zij in staat zich zooveel mogelijk te verspreiden, zoodat een ophooping van individu’s, die onvermijdelijk gebrek aan voedsel ten gevolge zou hebben , wordt voorkomen en daardoor eindelijk wordt het mogelijk, dat een zeer groot aantal individuen zich in den strijd om het leven staande houdt en dus het voortbestaan der soort zoo goed mogelijk verzekerd is. Al deze voordeelen schijnen , oppervlakkig geoordeeld, aan de planten te ontbreken; want, voor altijd gebonden aan de plek, waar zij opgroeiden, moeten deze zich vooreerst schikken naar den bodem, het voedsel en alle andere voorwaarden , zooals die haar daar worden aangeboden en zullen zij, wanneer zij daarin niet slagen, onvermijdelijk te gronde gaan, terwijl ook verder de verspreiding der talrijke nakomelingen van een enkele plant onwaarschijnlijk , ophooping van gelijksoortige individuen daarentegen waarschijnlijk schijnt te worden.