Voor korten tijd verscheen de verhandeling, waarin prof. PEKELHARING en dr. WINKLER de resultaten hebben nedergelegd van het onderzoek, door hen op last der regeering ingesteld »naar den aard en de oorzaak der beri-beri en de middelen om die ziekte te bestrijden.” Met levendige belangstelling werd alom deze arbeid te gemoet gezien, zoowel door ieder, die belang stelt in een zaak van zooveel gewicht voor onze Oost-Indische bezittingen, als door de vakgenooten, wien de naam der beide Utrechtsche geleerden een waarborg was voor de degelijk wetenschappelijke behandeling van het zoo belangrijke onderwerp. De gespannen verwachting werd niet teleurgesteld: thans ligt liet werk vóór ons, in quarto formaat verschenen, verrijkt met een aantal voortreffelijke afbeeldingen, terwijl ons in helderen stijl de gang van het onderzoek en het resultaat daarvan worden medegedeeld. Het onderzoek naar de beri-beri vormt, wat uit den aard der zaak slechts zelden van een ziektekundig onderzoek gezegd kan worden, een tamelijk zelfstandig en afgerond geheel. Het breidde zich namelijk niet alleen over het verloop en de verschijnselen dezer ziekte uit, maar tevens moesten de veranderingen, door haar in het lichaam te weeg gebracht, worden geconstateerd, de eerste oorzaak dezer veranderingen worden opgespoord en een middel tot verbetering van dén toestand worden voorgeschreven. Waarlijk een veel omvattende taak, waarvan de uitkomst wel verdient in wijderen kring bekend te worden, al was het slechts, omdat er zoo duidelijk uit blijkt, hoe de tegenwoordige medische wetenschap met behulp der zuivere natuurwetenschappen onze kennis van het wezen eener ziekte weet te vermeerderen en in de geheimen der natuur weet door te dringen. Zij begint met het zieke lichaam geheel als een voorwerp van natuuronderzoek te beschouwen, beschrijft en beoordeelt nauwkeurig de symptomen eener ziekte, vergelijkt die met dergelijke, bij andere ziekten waargenomen verschijnselen; ze gaat de daarmede gepaard gaande veranderingen in de weefsels van het lichaam ook met het microscoop na; tracht verder bij het zoeken naar de ziekteoorzaak eenerzijds vele mogelijke invloeden uit te sluiten, anderzijds pertinent een bepaalde oorzaak als den eenigen schuldige aan te wijzen; daartoe stelt ze experimenten op dieren in, om uit te maken of ook daar dezelfde oorzaak dezelfde veranderingen in het lichaam te weeg brengt. Eindelijk is ze toegerust met de noodige gegevens om als geneeskunde in den engeren zin des woords op te treden en met oordeel aan te geven, hoe de oorzaak der ziekte zooveel mogelijk is weg te nemen, hoe het daaraan blootgestelde individu voor haar is te vrijwaren en eindelijk, hoe het eenmaal aangetaste organisme nog te genezen is! Kan men zich schooner taak denken dan zoo het welzijn van het menschdom te bevorderen?