De Borstelwormen, zij namelijk die de zee bewonen, bezitten de hoogste organisatie, die het type der wormen vermocht voort te brengen. In overeenstemming met den zeer ingewikkelden bouw hunner inwendige organen vertoonen zij dikwerf levensuitingen, die zeer bepaald aan die der hoogere dieren herinneren; zij het, dat zij als snel zich bewegende, behendig zwemmende en met goed ontwikkelde zintuigen voorziene roovers in zee rondzwerven en hun buigzaam, slank lichaam in de meest verborgen spleten en schuilhoeken weten te schuiven, om dieren van allerlei soort aan te vallen, zooals de elegante Nereïden, de Duizendpooten onder de wormen, doen; zij het, dat zij, vastgehecht in buizen, die gevormd worden uit een stof door huidklieren afgescheiden, lange, voelerachtige vangdraden te voorschijn brengen, of, als de Schelpkokerwormen, met behulp van zulke draden en een slijmachtige stof, kunstige woningen uit zandkorrels, stukjes van schelpen of fijne deeltjes slik bouwen. Tot dat alles worden zij in staat gesteld door de aan de ringen 'van het lichaam voorkomende voetstompjes of parapodiën, die voorzien zijn van bewegelijke borstels, zeer verschillend van vorm, als dolken, messen, lansen, zagen, haken, haren, pijlen, sikkels, enz. en die door voor dat doel bestemde spieren bewogen worden. Bij het tot de Zeemuizen behoorend geslacht Hermione zijn die borstels voorzien van weerhaken en van eene uit twee kleppen samengestelde, buigzame scheede; die kleppen wijken uiteen zoodra de borstel een vreemd voorwerp binnendringt, om onmiddellijk daarop weder tot elkaar te naderen, waardoor de borstel wordt vastgeklemd. Bij de Zeemuis (Aphrodite) en bij Hermione zijn de rugborstels lang en scherp en kunnen iemand, die het dier, zonder de noodige behoedzaamheid in acht te nemen, beet pakt, pijnlijke steken toebrengen.