In Mexico inheemsch, gedijt de maïs van de kust tot de hoogste bergvlakten. Reeds duizend jaren voor de ontdekking van Amerika kweekten de Indianen deze plant. De kolossale vruchtbaarheid, zoowel als de eigenschap bijna in alle soorten grond te kunnen tieren, maakt de maïs tot de voornaamste graanvrucht van Mexico. Bij het zeer gebrekkige cultuursysteem levert de maïs 50—75 «bushel” per akker met kunstmatige draineering en van 25—40 «bushel”, wanneer men de planten van de natuurlijke vochtigheid afhankelijk doet zijn. Aan de kust wordt in den regel het eerst in Mei en Juni gezaaid en in September of October geoogst; voor de tweede maal wordt in November gezaaid en in Maart-April geoogst. De opbrengst in 1893 was zeer slecht en toch werd een hoeveelheid van 24.387.441 hectoliter geoogst met een waarde van 50.417.035 dollars of 63 cts, (amerikaansch) per «bushel”. In 1888 werd 131.478.425 «bushel” verkregen; dit kan als gemiddelde opbrengst worden beschouwd. De onkosten beloopen 25 cts. (amerikaansch) per «bushel”. De tarwe wordt grootendeels op de hooge bergvlakten van 5000 tot 9000 voet boven de zee gekweekt. Het gebied, waar de plant kan gekweekt worden, reikt van de Rio Grande in ’t noorden tot den staat Chiapas in ’t zuiden. Mexico is in staat de allerbeste soort tarwe voort te brengen, indien slechts de goede cultuurmethode wordt opgevolgd zooals zulks op de tentoonstelling te Philadelphia in 1876 is gebleken. De opbrengst varieert van 50–80 »bushel” per akker met drainage en van 15—25 »bushel” per akker zonder drainage.