In Juli 1820 zeilden KUHL en VAN HASSELT, vergezeld van KEULTJES en VAN RAALTEN, met het schip »Nordloh” van Texel uit. ’t Behoeft wel niet gezegd te worden, hoe hun ijver voor de natuurlijke historie zich op de zeereis geenszins verloochende. De brieven, die zij aan prof. VAN SWINDEREN schreven, en die door hem in de Letterbode werden gepubliceerd, zijn vol van aardige bijzonderheden en laten zich ook nu nog met genoegen lezen. Reeds in ’t Kanaal deden zij waarnemingen over de Polypiera flexiles , en werd de anatomie nagegaan van alle visschen, die zij konden bemachtigen. Het eerste station op de Indië-vaart was het schoone eiland Madeira, waar hun schip vijf dagen stil lag, en zij dien tijd uitnemend wel tot een algemeen onderzoek der flora en fauna besteedden. Ik heb in 1893 te Funchal een winter doorgebracht en had vóór mijn vertrek derwaarts gelegenheid, in ’s Rijks Herbarium te Leiden de planten na te zien, door KUHL en VAN HASSELT daar in 1820 verzameld. Sommige zeldzame wildgroeiende gewassen vond ik nog op de eigen groeiplaatsen terug, en hunne beschrijving der vegetatie van het eiland, gelijk die in de Letterbode van 1821 (I, 181) voorkomt, getrokken uit hunne brieven aan de heeren dr. F. NEES te Bonn en Ww. DE HAAN te Leiden, trof mij door hare juistheid. Maar den onbegrensden, onvoorzichtigen ijver, die èn KUHL èn VAN HASSELT in Indië zoo spoedig tot den dood bracht, leert men ook uit hunne brieven van Madeira kennen en... vreezen. De lezer oordeele zelf: »De wegen op Madeira zijn slechts voetpaden en op vele plaatsen, waar in ’t geheel geen paden waren, moesten wij over kleine riviertjes van de eene rots op de andere springen of steile hoogten beklimmen, tusschen distels en doornen. Een gedeelte van deze reis deden wij bij nacht, daar wij ons gedurende den dag te lang met botaniseeren hadden opgehouden en nergens onder dak konden komen. Nadat wij aldus van ’s morgens vier uur tot ’s avonds tien uur voortgetrokken waren, zonder langer dan een uur aanhoudend te rusten, legden wij ons vier uren lang op de rotsen te slapen, tot dat de maan opgegaan was, die ons verder naar eene bewoonde plaats lichtte, alwaar wij om zes uur ’s morgens met een rijken buit aankwamen. Gedurende de vijf dagen, welke wij op Madeira doorbrachten, verzamelden wij 224 soorten van planten en omtrent 1000 exemplaren ....”