Rusland is het houtrijkste land van Europa. Volgens P. N. WERCHKA is 45 proc. zijner oppervlakte met bosschen bedekt. Vooral bosehrijk zijn de noordelijke gouvernementen: Archangel, Vologda, Olonetz en Perm. De het menigvuldigst voorkomende boomen zijn: dennen, sparren, lorkenboomen, berken, linden, espenboomen en eiken. Vele dezer bosschen zijn nog geheel ontoegankelijk; doch met elk jaar neemt het aantal wegen toe en daarmede de gemakkelijke bereikbaarheid der boomen en de mogelijkheid om het hout tê vervoeren. In 1871 bedroeg de waarde van het uitgevoerde hout ruim 16 millioen roebels. Veel aanzienlijker is echter de waarde van het hout, dat in Rusland zelf verbruikt wordt. WERCHKA schat deze op minstens 265 millioen roebels ’s jaars. Hout is daar bijna de eenige brandstof. Alleen de spoorwegen verbruiken jaarlijks voor 7 millioen roebels aan hout. Houten drinkvaten, schotels en lepels vervangen hier de elders uit aardewerk of metaal vervaardigde vaten, die alleen in de huizen der rijken voorkomen. Alleen het getal der houten lepels, die jaarlijks gemaakt worden, wordt op 40 millioen geschat. Er bestaan echter in Rusland nog andere industrieën, die hoogst schadelijk voor den boschrijkdom zijn, namelijk het vervaardigen van bastmatten (de zoogenaamde moskovische matten), bastlaarzen (aldaar lapti genoemd), touw en andere voorwerpen, welke uit de bast van linden, berken, wilgen, maar voornamelijk uit die van eerstgenoemden gemaakt worden. Men heeft berekend dat jaarlijks 100 millioen lapti worden vervaardigd, en daar voor elk paar de bast van vier jonge lindenboomen vereischt wordt, zoo worden jaarlijks alleen voor schoenen en laarzen 400 millioen boomen geveld.