In de Colonies and India deelt een Amerikaan de ontdekking mede van een insekt, dat eigenschappen bezit waardoor het een mededinger van de insekten wordt welke cochenille en schellak voortbrengen. Het is bij de inlanders bekend onder den naam van neen of niin en is ook een soort van Coccus. Het leeft op mango-boomen en andere dergelijke planten en bestaat in verbazende hoeveelheden in Yucatan en elders in Centraal-Amerika. Het heeft eene vrij aanmerkelijke grootte, is geel-bruin gekleurd, verspreidt een eigendommelijken reuk en bevat eene groote hoeveelheid olie, of juister, vet. Dit vet wordt door de inboorlingen tot verschillende doeleinden gebruikt: als uitwendig geneesmiddel bij verschillende gebreken, maar ook om er verfstoffen mede aan te mengen. Aan hitte blootgesteld vervliegen de lichtere oliën, en er blijft eene dichte buigzame massa over, als half gesmolten was, die als een lak of vernis kan gebezigd worden. Gebrand wordende levert deze eene dikke halfvloeibare stof, gelijkende op eene oplossing van caoutchouc, die na eenige dagen hard en vast wordt. Ook als een cement wordt deze stof onschatbaar genoemd, en zij is ook geschikt voor de vervaardiging van waterdichte kleederen. (Nature, 1 May 1879).