In den cursus, dien ik sedert 14 jaren gewoon ben gedurende de 6 wintermaanden voor de leden der natuurkundige Vereeniging alhier te houden, had ik gedurende de vorige maand ook de behandeling der cohaesie opgenomen. Ten einde die kracht bij water zigtbaar voor te stellen, herhaalde ik onder anderen de bekende proeven van SAVART (Ann. de Chim. et de Phys., T. LIII en LIV. Zie ook DAGUIN, T. I, 1855, pag. 527). Ik heb daartoe als waterbak een zinken vat doen maken, van 3 palm middellijn en 44 duim hoogte; in het midden is de bodem van eene vertikale uitlozingsbuis voorzien, van 3 duim middellijn, waarop onderaan doppen kunnen worden geschoven, die ieder voor zich eene opening van verschillenden vorm bezitten; bovenaan wordt de buis door een looden, met leder toegerust gewigt, gesloten. Het vat wordt gedragen door eene doorboorde plank, rustende op ijzeren staven; zij ligt op ongeveer 8 palm afstands van den bodem eens zeer ondiepen baks, van eene el middellijn; deze bak dient natuurlijk om het water op te vangen, dat zich uit het bovengelegene vat ontlast. In de verlenging van de as der uitloozingsbuis is, onder deze, eene verlengbare vertikale staaf geplaatst, welker ondereind in een’ stevigen looden voet is bevestigd, terwijl het boveneind een cirkelvormig koperen plaatje draagt, van 1,5 tot 2 duim middellijn, en waarvan het bovenvlak zoo glad mogelijk gepolijst is. Wordt nu het einde der meergemelde buis door een’ dop gesloten, die eene cirkelvormige opening van 6 millim. middellijn bezit, het vat tot aan den rand met water gevuld, en vervolgens de looden klep opgeligt, dan botst de uitvloeijende straal op het 3 tot 4 duim van de opening gelegene horizontale plaatje, en vormt een naar onder zich ombuigend zamenhangend vlies, dat aan de randen in regelmatig van het middenpunt zich voortbewegende druppels eindigt, die te zamen eene soort van auréole rondom het vlies vormen. Naarmate het niveau in den bak daalt, buigt zich het vlies meer om, en neemt de auréole in uitgebreidheid af; eindelijk gaat de kromming zoover voort, tot de auréole verdwijnt, en het vlies zich rondom de staaf sluit; zoodat er eene door een watervlies geheel omsloten peervormige ruimte is ontstaan.