Ongeveer drie jaren geleden werd ik, op mijn verzoek, als leeraar in de Natuurkunde en Technologie aan de Hoogere Burgerschool, waaraan ik zestien jaar werkzaam was, ontslagen. Van dat tijdstip af ontbrak mij de gelegenheid, mijne praktische onderzoekingen op physisch gebied voort te zetten. De smart, die ik daardoor ondervond, gevoegd bij een gevoelig verlies, dat mij trof, en een ernstige ziekte, die mij op den rand van het graf bracht, benamen mij den lust, de aanteekeningen van mijn laatst verrichte werk onder de oogen van het publiek te brengen. Thans ga ik daartoe over en maak weer gebruik van een der oudste en meest gezochte natuurkundige tijdschriften van ons land, wolks redactie zoo herhaalde malen aan mijne meestal eenvoudige opstellen een plaats gaf. Aan een van deze opstellen sluit zich de tegenwoordige mededeeling aan. Zij is als het ware een voortzetting of aanhangsel van het vrij uitgebreide stuk, voorkomende in den jaargang 1871, en getiteld, Merkwaardige lichtverschijnselen. Al dadelijk zij vermeld, als uitbreiding van hetgeen op pag. 263 en verv. van genoemden jaargang, aangaande het lichtspectrum, is gezegd, dat ik door mijn amanuensis een metalen schermpje S (zie fig. 6 aldaar) heb doen maken, dat 3 ½ decim. lang en 1 ½ decim. breed is, en op twee boogvormige metalen strookjes rust, die aan een der langste kanten van het schermpje zijn bevestigd en het staande houden. Op een der vlakke zijden had ik een wit papier geplakt, en liet daarop een, zoo scherp mogelijk begrensd, spectrum vallen. De lens L (zie dezelfde fig.) had 9 decim. braudwijdte, stond 18 decim. van de spleet p, onmiddellijk tegen de lens het zwavelkoolstof-prisma, en weder, ongeveer 18 decim. van dit laatste, het genoemde scherm. Door vertikale potloodlijnen gaf ik nu de plaats aan der meest verschillende kleuren, zorgende, dat de lichtband zoo volkomen mogelijk steeds hetzelfde deel der lens verlichtte. Ik verkreeg alzoo 9 strepen, waarvan