Onze negentiende eeuw, die men zoo gaarne als de bij uitstele verlichte bestempelt, verdient dezen eerenaam niet alleen in overdrachtelijken, doch ook in letterlijken zin. Terwijl onze voorouders, wanneer de zon achter den horizont was verdwenen en hen van hare licht- en warmte-aanbrengende stralen beroofde, zich met een druipende vetkaars of een walmend olielampje moesten behelpen, kunnen wij kinderen der 19de eeuw, wanneer de nacht hare vleugelen over het aardrijk heeft uitgespreid, ons baden in een zee van licht, uitgestraald door honderden gasvlammen of door alle lichtbronnen overtreffende elektrische lampen. Tusschen beide tijdstippen ligt een reeks van ontdekkingen en uitvindingen, allen getuigende van den onvermoeiden geest des menschen, die, niet tevreden met het bestaande, steeds naar meerdere volmaking streeft. Niet in eens is men tot de schoone resultaten gekomen, waarvan wij tegenwoordig de vruchten plukken. Heel wat jaren moesten er verkopen, voordat de vonk, die DAVY tusschen twee koolspitsen waarnam, als vertegenwoordiger der zon kon optreden. De trapsgewijze ontwikkeling van het elektrisch licht na te gaan is het doel van dit opstel. Zooals wij zeiden, was sir HUMPHRY DAVY de ontdekker van het elektrisch licht. Hij merkte in het jaar 1802 op, dat, wanneer men door twee koolstaafjes een sterken elektrischen stroom laat gaan en men vervolgens deze koolstaafjes een weinig van elkander verwijdert, er een zeer intensief licht ontstaat. Daar hij in staat was gesteld met een batterij van 2000 zink-koperelermenten te werken en dus een zeer sterken stroom kon opwekken, gelukte het hem de koolspitsen 11 cM. van elkander te verwijderen, voordat de lichtboog verdween.