Aan de uitvinding van de stoommachine is voor altijd de naam van JAMES WATT verbonden. Aan hem de dankbaarheid van het nageslacht voor de zegeningen, die het kostbare werktuig heeft verspreid; aan zijne nagedachtenis de tallooze standbeelden, bustes, gedenkpenningen, die zoowel op de Britsche eilanden als het vasteland zijn opgericht en vervaardigd; aan hem de eer in elk boek, dat hetzij in geleerde betoogen, hetzij in populairen vorm, over de werking der stoomkracht handelt, te worden aangehaald en geroemd! Volgt deze verheerlijking hem na zijn dood, ook gedurende zijn leven mocht hij alle voordeelen van zijne ontdekkingen inoogsten. Uit de onderste rangen der maatschappij ontsproten, wist hij zich tot aanzien en rijkdom te verheffen; hij paarde het vernuft van den uitvinder aan het overleg van den industrieel; hij nam voor elk zijner ontdekkingen behoorlijk patent en wist deze op zulk eene voordeelige wijze aan te wenden, dat zij een goudmijn opleverden voor allen, die zoo gelukkig waren als deelgenoot te worden opgenomen, — en niet het minst voor hem zelven. Zoo eindigde hij zijn langdurig leven met roem overladen, als om strijd door de hoogste wetenschappelijke lichamen gevierd, een luisterrijken naam en onmetelijke rijkdommen achterlatende. Welk eene tegenstelling tusschen dit schitterende hoofdstuk uit de geschiedenis van het stoomwerktuig en de sombere bladzijden, die voorafgaan! Wie herinnert zich het gronddenkbeeld van SALOMON DE CAUS, of kent de honderd uitvindingen en het niet geringer aantal rampen van den markies van WORCESTER! Wie kent, al waren het slechts de namen van zoovele anderen, die niet alleen een voorstelling hadden van de geweldige kracht, die in het verhitte water ligt opgesloten, maar ook met meer of minder goeden uitslag gepoogd hebben deze tot vervanging van handenarbeid aan te wenden! Zij zijn den weg gegaan hunner uitvindingen en liggen onder de vergetelheid begraven.