De overgang van de middeleeuwen tot den nieuweren tijd wordt gekenmerkt door gewichtige gebeurtenissen. Noemt men in de eerste plaats de ontdekking van Amerika door COLUMBUS als het keerpunt in het leven der europeesche volken, — niet minder beteekenis heeft de kerkhervorming van Luther en Calvyn, die iets later plaats had; en in de derde plaats de omwenteling op het gebied der natuurwetenschap, veroorzaakt door het grootsche werk van COPPERNICUS. Voor eenige jaren werd het vierde eeuwfeest der geboorte van dezen geleerde in zijne geboortestad plechtig gevierd; bij die gelegenheid werd zijn werk op nieuw, gezuiverd en met de noodige toelichtingen voorzien, uitgegeven; maar dit niet alleen. De wensch werd uitgesproken, dat eene geschiedenis van het leven van den schrijver zou worden opgesteld, van meer waarde dan de standbeelden en gedenkteekenen, die reeds te zjjner eer waren opgericht. Nog voor korten tijd werd door een natuurkundige gezegd, dat het leven van COPPERNICUS arm was aan uiterlijke gebeurtenissen en hij zich tot de eenzaamheid van het studeervertrek had beperkt. Doch weldra bleek, dat zulk een oordeel alleen kon uitgesproken worden bij volslagen gemis aan kennis omtrent zijne levensomstandigheden, en dat daarentegen dit leven zoo rijk was aan afwisseling, als van eenig ander beroemd geleerde. Niet gemakkelijk echter was de taak om de duisternis op te heffen. Vier eeuwen lang had men verzuimd nauwkeurige berichten omtrent dit leven te verzamelen en te boek te stellen, zoodat langzamerhand de legende de plaats der geschiedenis had ingenomen en het beeld van den geleerde verduisterd. Zoo werd de vereerende taak om deze duisternis op te heffen en het leven van den beroemden man zoo nauwkeurig mogelijk te beschrijven opgedragen aan een zijner landgenooten, die door zijne voorafgaande studiën en geschriften getoond had het best voor deze taak berekend te zijn. Lang heefft het geduurd eer de belofte kon worden nagekomen. Het bleek toch dat deze arbeid nog meer en grooter moeilijkheden opleverde, dan aanvankelijk was verwacht. Archieven, zoowel in Duitschland zelf als in Zweden, Italie en Polen, moesten geraadpleegd worden en stukken opgedolven, die eeuwen lang in het stof der bibliotheken hadden gerust. Veel teleurstelling werd ondervonden door het ontbreken van de belangrijkste dokumenten; de treurige politieke toestand, waarin Oost-Duitschland in het begin der nieuwe geschiedenis jaren lang verkeerde, was de oorzaak, dat vele stukken van het grootste gewicht voor goed verloren gingen of werden vernietigd. De dappere koning der Zweden, die zulk een belangrijk aandeel had in de gebeurtenissen van die dagen, liet een deel der stukken naar zijn land overbrengen, zoodat zij nu eerst in de bibliotheek te Upsala werden teruggevonden.