Het spiritisme en zijne wonderen is de titel van een uit het Engelsch door den oud-ingenieur D. J. BUIJSMAN vertaald boek van ALFRED RUSSEL WALLACE, den bekenden natuuronderzoeker en voorlooper van DARWIN ( Cohen Zonen, Amsterdam). Een voorrede van dr. C. HILLE RIS LAMBERS, predikant der Ned. Herv. Gem. te Haaksbergen, wijst er op, hoezeer het onderwerp aller aandacht verdient, waar dit boek de vrucht is van jaren lang onderzoek van een man, die op natuurwetenschappelijk gebied een europeesche vermaardheid geniet; humbug en zelfbedrog zouden dus zijn buitengesloten, want oorspronkelijk was wallage alles behalve een aanhanger van het spiritisme of daarmee verwante denkbeelden. »Jaren lang deelde hij de vooringenomenheid van vele natuuronderzoekers, dat er in de wereld niet anders zou zijn dan stof en kracht. Geesten, als waarvan het spiritisme gewaagde, waren toen in zijn oog voor de wetenschap geheel onbestaanbaar en konden slechts scheppingen der verbeelding zijn. Hij, bewonderaar van VOGT, VOLTAIRE en STRAUSS, kwam er toe van ongeloof over te gaan tot het beschouwen van leven en wereld in een geheel ander licht, niet omdat hij zonder geloof in een hoogere wereld niet kon leven, maar langzamerhand, gedwongen door de lessen der ervaring, door de waarneming der feiten. Feiten — die brachten hem tot de wetenschap dat het materialisme een leugen is, maar dat des menschen geestelijk wezen den dood overleeft en ook na die verandering in staat blijft om aan ons, op aarde levenden, onder gunstige omstandigheden zich te openbaren.” Hoe kwam hij nu daartoe? Doordat dr. ELLIOTSON pijnlooze operaties deed door de patiënten in magnetischen slaap te dompelen; doordat het ook hem gelukte bij verschillende personen allerlei magnetische en hypnotische verschijnselen op te wekken, als geheele of gedeeltelijke verstijving, ongevoeligheid voor pijn, oproepen van zinsbegoochelingen, gemeenschap van gewaarwordingen met patiënten op een verren afstand, doordat hij, met anderen rondom een tafel zittende, geluiden waarnam als van voetstappen, gevolgd door een krachtige beweging van de tafel; doordat hij een tafel twintig sekonden een voet boven den grond zag zweven zonder dat iemand haar aanraakte; doordat namen van aan het medium onbekende personen door kloppingen van de tafel bij verschillende letters van het alphabet werden aangewezen en doordat, na eenige kloppingen van de tafel, een geheel onbeschreven papier met den naam William er op onder de tafel werd teruggevonden. Dergelijke verschijnselen echter hebben zoovelen, stellig bijna alle zenuwartsen bij vele hunner patiënten, waargenomen, — zonder dat daaruit nog voor hen de ongehoorde conclusie volgt, dat zij, die wij dood noemen, niet verre van ons zijn, maar zich onder gunstige omstandigheden aan ons bekend maken en dat — «niet door philosophisch nadenken!” — wij ons het volgend leven gansch anders moeten denken dan zooals velen het opvatten, »namelijk niet een hemel der eeuwige gelukzaligheid ter eene, en een hel der eeuwige verdoemenis ter andere zijde, maar iets beters, bevestigd door de handhaving van de wet der continuïteit; namelijk, dat de mensch met zijn deugden zoowel als met zijn gebreken het volgend leven ingaat, waar geen eigenlijke hel en hemel bestaat, maar waarin wel voortduurt diezelfde wet van hooger orde, die ook in dit leven deugd en zegen, ondeugd en ellende met elkaar verbindt.” Waarom en of dat iets beters is, verklaar ik — in parenthesi — niet te begrijpen; het zou toch, na met de GÉNESTET in raadselen op aard’ gewandeld te hebben, verreweg te verkiezen zijn eindelijk de waarheid te vernemen, dan wederom tot in het oneindige den Sisyphusarbeid te moeten aanvaarden.