De groote hersenen bepalen door hunne ontwikkeling den graad van intelligentie in het dierenrijk; de beide hemispheren zijn de zetel van alle bewuste psychische verrichtingen. Hoe meer ontwikkeld dit belangrijke gedeelte der hersenen is, des te hooger geestelijk standpunt neemt het betreffende dier in. Neemt men beide hemispheren weg, dan houdt het denken, bewust voelen en willen op; elke willekeurig en bewust uitgevoerdo beweging, alsook elke bewuste waarneming blijft achterwege; het organisme is een gecompliceerde machine geworden die, evenals een slaapwandelaar, alle bewegingen harmonisch, doch onbewust, maken kan, en die alleen met reflexbewegingen op prikkels reageert.