ABRAHAM GOTLOB WERNER is een der merkwaardigste arbeiders geweest op het veld der aard- en delfstofkunde. In 1750 geboren, werd bij reeds in 1775 benoemd tot mijninspecteur en professor aan de »Bergbau” Akademie te Freiberg. In 1780 maakte bij een geheel nieuw systeem en eene indeeling bekend van de vóór hem nauwelijks als wetenschap getelde en slechts voor praktische toepassing bij den mijnbouw beoefende geologie. Hij vond daarbij dadelijk talrijke aanhangers, doch ook bestrijders. Mogen dan ook reeds spoedig na zijn overlijden, in 1817, de gronden van zijn wetenschappelijk stelsel en van zijne leer weggevallen zijn, zijn arbeid was toch buitengewoon vruchtdragend. Ten deele was hij dit, omdat WERNER voor het eerst de noodzakelijkheid aantoonde van een strenge afscheiding tusschen geologie en geognosie. Voorts voerde hij een geheel nieuwe nomenclatuur in, die, dank zij hare doelmatigheid en het buitengewone gezag van den geleerde, terstond algemeen in gebruik kwam. Ten anderen kunnen juist de gebreken zijner leer als levenwekkende invloeden beschouwd worden, omdat zij aanleiding gaven tot warmen strijd onder vakmannen en geleerden. Die strijd bracht tal van onderzoekingen en overdenkingen mede, die een rijken oogst opleverden van feiten en verklaringen, van welker bestaan en nut men anders nog geen vermoeden gehad zoude hebben. Volgens WERNER’S theorie waren alle gesteenten, alle vaste bestanddeelen van de aarde, uitsluitend door en uit water ontstaan. Daarbij werd slechts verschil gemaakt tusschen scheikundige afscheiding en kristallisatie uit oplossingen en gewone afspoeling en bezinking. Ook alle oneffenheden, alle verschil in hoogte, schreef hij geheel alleen aan den invloed van water toe.