Over het algemeen hebben wij geen groot denkbeeld van het verstand der visschen. Het is echter ook genoeg bekend, dat uitingen van verstand en van instinkt bij de visschen zelden waargenomen zijn. Nog zeldzamer hebben zij de aandacht geboeid van den waarnemer of diepergaande onderzoekingen uitgelokt. ROMANES rangschikt1 hen lager dan kreeften en inktvissehen. De eenige gemoedsaandoeningen, waarvoor hij hen vatbaar acht zijn toorn, jaloerschheid en vroolijkheid. (play.) Wat verstandsontwikkeling betreft, schat hij de visschen ongeveer gelijkstaand met een kind van 12 weken. Hij meent, dat zij wel geheugen kunnen hebben en op zijn hoogst vatbaar zijn voor »association by similarity”, dat zij een voorstelling of ten minste eene gewaarwording kunnen krijgen door eene andere, die er op gelijkt of er aan herinnert.