De astronomie, de physica, de chemie, de biologie, de sociologie zijn de vijf vakken van kennis, die, gestennd door de wiskunde, het geheel der natuurkundige wetenschap vormen. In eenvormigheid, regelmatigheid, algemeenheid staan de sterrekundige verschijnselen boven aan; in samengesteldheid, veranderlijkheid, veelvuldigheid spannen de maatschappelijke verschijnselen de kroon. Daartusschen liggen de physica, de chemie, de biologie, steeds in eenvoud afnemende, dus moeielijker voor beoefening wordende, totdat de bezwaren in de sociologie hun toppunt bereiken. Maar de volksuitdrukking, dat met de kwalen de geneesmiddelen komen, wordt ook hier bewaarheid, in zooverre namelijk, dat onze hulpmiddelen ter waarneming toenemen naar gelang wij hooger in de encyclopedische reeks stijgen; alleen is die toeneming niet in juiste evenredigheid tot de vermeerdering der bezwaren, hetgeen ten gevolge heeft dat de grenzen onzer kennis steeds beperkter zullen blijven, naar gelang wij de meer samengestelde wetenschappen beoefenen. Drie middelen voor onze natuurkundige onderzoekingen staan ons ten dienste, te weten: de eigenlijk gezegde waarneming in engeren zin, nl. de beschouwing van het verschijnsel, gelijk het zich in de natuur voordoet; ten tweede: de proefneming, dat is: het verschijnsel bestudeerende, onder kunstmatige omstandigheden, die wij met opzet voor grondiger onderzoek hebben aangebracht; eindelijk de vergelijkende methode, wel te verstaan: de trapsgewijze beschouwing van een reeks gevallen, waarin het verschijnsel zich steeds eenvoudiger voordoet.