Naar aanleiding van een opstel van den heer VAN TIEGHEM, een Fransch natunronderzocker, in de Annales de Chimie et de Physique wensch ik te wijzen op de merkwaardige resultaten verkregen door den zwitserschen hoogleeraar OSWALD HEER, die gedurende een tijdperk van veertig jaren de fossiele dieren en planten van het tertiaire tijdvak in zijn vaderland en elders onderzocht en in een reeks van verhandelingen beschreven heeft. Daarenboven heeft OSWALD HEER door zijne nasporingen een nieuw licht geworpen op den physischen toestand van Midden-Europa in het tijdvak waarin langzamerhand de aardschors een vorm heeft verkregen , die slechts weinig van den tegenwoordigen afwjjkt. De leer der voorwereldlijke planten, de planten-palaeontologie, werd gegrondvest door AD. BRONGNIART, die voor meer dan een halve eeuw, in 1828, zijn beroemd werk uitgaf: “Histoire des végétaux fossiles.” De fransche geleerde, die een nieuwen weg opende voor den natuuronderzoeker, vond geen ijveriger volger dan OSWALD HEER, die o. a. in een reeks van verhandelingen de planten en insekten beschreef, welke gedurende de drie onderafdeelingen van de tertiaire periode, de eocene, miocene en pliocene, in Zwitserland hebben geleefd.