De stof, beschouwd als grondbeginsel van alle wordingen, heeft de natuuronderzoekers opgewekt, om te beproeven eenige verschijnsels , ontstaande uit de werkingen der onbewerktuigde deeltjes, waaruit zij is te zamen gesteld, te verklaren, wel te verstaan, voor zoo ver die deeltjes zigtbaar zijn , daar de wezenlijkheid alleen hem tot gids moet verstrekken, om de waarheid zijner bevindingen te staven. Die boven alle bevatting kleine atomen, waaruit de vloeistoffen zijn te zamengesteld, kunnen derhalve hier niet in aanmerking komen, alhoewel het licht en het water eene groote rol vervullen in de volgende daadzaken, die wij zullen trachten te ontvouwen. Hier worden die stofdeeltjes bedoeld, die het ongewapend oog ontsnappen, en alleen met dat magtig hulpmiddel, het mikroskoop, bij eene duizendvoudige vergrooting te onderscheiden zijn. Hoe klein zij derhalve ook zijn mogen , schijnen zij toch, in het groote rijk der natuur, de eerste grondbeginsels te zijn van alle bewerktuigde wezens, dat is te zeggen de bouwstoffen, die te zamen en op elkander werken volgens vaste natuurwetten, door eene hoogste wijsheid bevestigd, en waaruit alles zich ontwikkelt en voortleeft.