Zoodra de wintervorst, de grijze figurant van menig dichtstuk en van menigen roman, den staat van beleg, waaraan hij al wat leeft soms al te lang onderworpen hield, heeft opgeheven en de zoele lentelucht, hoe zelden dit attribuut haar hier te lande ook toekomt, ons begint tegen te waaijen, zoodat de gansche natuur als verjongd weer te voorschijn treedt, dan doet zich voor ieder, die de wonderen der schepping niet met een onverschillig oog gadeslaat en niet enkel leeft voor wat hij „zijn zaak” noemt, of om nuttelooze vermaken na te jagen, de gelegenheid op om, waar hij zich ook bevinde, hetzij in huis, of op het veld, het leven en de beweging waar te nemen van zoovele duizende insekten, die, schijnbaar nietig, toch zulk een gewigtige rol spelen in de gròte huishouding der natuur. En toch, al is men geen liefhebber van de natuurlijke historie der insekten, maar veeleer van paarden, koeijen, enz., dikwijls maakt men tegen wil en dank met de „minst geachte schepselen Gods”, zooals SEPP ze noemt, kennis. Vraagt het maar aan de Hollandsche huismoeder, en zij zal u dadelijk met kleuren vertellen, hoeveel moeite het haar elken zomer kost de spinnewebben uit hare kamers te houden en hoe de vliegen menigwerf hare schoone venstergordijnen, in nog minder tijds dan zij besteed had ze te wasschen, te strijken en op te hangen, bedorven en hare tot een spreekwoord gewordene zindelijkheid verdacht gemaakt hebben. Vraagt het aan den tuinman en hij zal u zijnen nood klagen over de schade, hem door de rupsen en bladluizen toegebragt. Maar tevens zal hij weer den lof van andere insekten vermelden, omdat zij zelven of hunne larven hem het werk gemakkelijk maken, door vele schadelijke dieren te vernielen. Bepalen wij ons bij de lepidoptera of schubvleugelige insekten, dan is er zeker bijna niemand, die niet als knaap er behagen in schepte rupsen te verzamelen en daarvan de treffende huidverwisselingen en den overgang tot een masker of pop waar te nemen, totdat eindelijk, tot overmaat van blijdschap, het omhulsel verbroken werd en eene soms met de levendigste kleuren prijkende kapel zich aan zijne van vreugde stralende oogen vertoonde.