In de eerste helft der 17de eeuw leefde in Engeland de wijsgeer THOMAS HOBBES, die in zijn Leviathan en verscheidene andere werken denkbeelden verkondigde, welke geheel en al in tegenspraak waren met hetgeen de christelijke moraal tot dusverre geleerd had. Geen wonder, dat de door hem geschreven boeken en verhandelingen vrij algemeen niet alleen voor onzinnig, maar zelfs voor godslasterlijk en staatsgevaarlijk werden uitgekreten. Het ligt niet in mijn plan, een overzicht te geven van zijn wijsgeerige beschouwingen; trouwens, dit zou mijn bevoegdheid ook te buiten gaan; ik wensch alleen hier aan te stippen, dat hij de sedert dien tijd beroemd en berucht gewordene woorden uitsprak: dat de eene mensch een wolf is voor den anderen. Dat was boud gesproken; immers, wanneer men op die stelling voortredeneert, dan komt men tot het besluit, dat al de handelingen, waardoor de menschen zich kenmerken, gegrond zijn op baatzucht, op eigenbelang, op egoïsme. Al zou ik nu niet gaarne de uitspraak van den beroemden HOBBES in alle mogelijke opzichten beamen, toch ben ik overtuigd, dat ze zeer dikwijls niet valt te betwijfelen, en ieder zal het met mij eens zijn, dat er althans één gebied is, waarop die woorden maar al te vaak waar blijken te zijn. Het is ’t gebied van den handel, dat ik hier op ’t oog heb. Het is waar, dat er in alle plaatsen der beschaafde wereld tal van kooplieden zijn, wier eerlijkheid niet te verdenken is; maar even waar ook is het, dat zucht naar winst vele minder solide handelaars aanspoort, zich met een behendigheid en een sluwheid, die hen in de oogen van sommigen stempelen tot hetgeen men een gladden, een slimmen koopman noemt, te verrijken ten koste van de beurs hunner medemenschen, dank zij de minder groote geslepenheid van dezen. Dat noemt men handeldrijven, en zoolang er kooplieden zijn, wier geweten van een zeer bijzondere rekbaarheid is, en koopers, die zich laten bedotten, zullen er bedriegers zijn en bedrogenen. En dat zal wel altijd zoo blijven; want geld is de ziel van de negotie. Er bestaan echter bedriegerijen in den handel, die zoo gemakkelijk te ontdekken zijn, dat men al zeer omnoozel zou moeten zijn, wanneer men ze van tijd tot tijd niet bemerkte. Wanneer ge u b. v. in een onsoliden winkel katoen voor linnen of wol laat verkoopen, dan bespeurt ge dit terwijl ge de daarvan vervaardigde goederen draagt, en ge wacht u voor den tweeden keer; als ge twijfelt aan de eerlijkheid van uw turf boer, en meent, dat hij u ’t getal niet geeft, dat u toekomt, of dat hij de cokes, alvorens ze aan u af te leveren, uit pure zuinigheid met een zekere hoeveelheid water doortrekken heeft — deze laatste twee gevallen komen, naar men zegt, nog al eens voor — dan kunt ge uw geluk bij een ander beproeven, of, wanneer deze van ’t zelfde gehalte is, u des noods met eigen oogen gaan overtuigen, dat ge bedrogen, eigenlijk, bestolen wordt.