Lood behoort tot de langst bekende metalen en wordt bij de oudgrieksche schrijvers reeds vermeld onder den naam molibos of ook molubdos. Het was, wellicht om zijn duurzaamheid, gewijd aan Saturnus den god van den tijd en wegens de gemakkelijkheid van de bewerking van het zachte en licht smeltbare metaal werd het voor vele doeleinden gebruikt. Een der voornaamste ertsen, waaruit het lood werd afgescheiden, was loodcarbonaat of wit looderts, bij de Romeinen cerussa en bij de hedendaagsche mineralogen cerussiet geheeten. Reeds in de oudheid werd het als blanketsel, dus als verf gebruikt. In het alchemistisch tijdvak onderscheidde men behalve cerussa ook cerussa citrina, citroenkleurige cerussa, d.w.z. loodoxyde dat bij verhitting van het carbonaat als een gele massa achterblijft. Behalve in het cerussiet is het woord cerussa, dat misschien is afgeleid van cera, was, van wege de kleur van het mineraal, nog bewaard gebleven in het Fransch, waarin céruse naast blanc de Clichy of blanc de céruse en in het Engelsch, waarin ceruse naast white-lead voorkomt, terwijl in het Nederlandsch van vóór een paar eeuwen ceruyse wordt gevonden, ongeveer synoniem met blanketsel.